GOED PENSIOEN; NU EN IN DE TOEKOMST

Pensioen bij PME

Levenslang ouderdomspensioen

Deelnemers bouwen bij ons een levenslang ouderdomspensioen op. Vanaf het moment van pensionering tot aan het overlijden ontvangen gepensioneerden bovenop hun AOW-uitkering van ons een ouderdomspensioen.

In de basisregeling bouwen deelnemers verplicht pensioen op tot de salarisgrens € 86.202 (2022: € 81.010). Zij bouwen 1,815% (2022: 1,815%) op over het salarisdeel boven de ­franchise van € 16.322 (2022: € 14.802).

Deel­nemers kunnen ook voor het salaris boven de salaris­grens van de basisregeling nog pen­sioen opbouwen als de werkgever hiervoor een overeenkomst met ons heeft afgesloten. De werk­gever heeft daarbij de keuze voor een re­­geling met een hoog opbouwpercentage van 1,746% (2022: idem) of een regeling met een laag opbouwpercentage 1,31% (2022: idem).

Er zijn in 2023 in totaal 10.675 deelnemers (2022: 10.383 deelnemers) die pensioen ­op­­bouwen in deze aanvullende regeling.

Enkele feiten:
 
2023
2022
2021
2020
Hoeveel mensen gingen er met pensioen?
6.370
6.522
6.954
9.035
Wat was hun gemiddelde leeftijd?
66,2 jaar
66,0 jaar
65,7 jaar
66 jaar
Hoe hoog is de gemiddelde ­ouderdoms­pensioenuitkering per jaar?
€ 10.331
€ 9.428
€ 9.227
€ 8.982
Hoeveel gepensioneerden overleden er?
5.399
5.443
6.233
5.517
Hoe oud is de oudste gepensioneerde
met een ouderdomspensioen?
106 jaar
105 jaar
105 jaar
104 jaar
Hoeveel geld keerde PME uit aan ­ouderdomspensioen?
€ 1.176 ­
miljoen
€ 1.070 ­
miljoen
€ 1.031 ­
miljoen
€ 993
miljoen

Uitkering bij overlijden

Deelnemers bouwen bij ons ook nabestaandenpensioen op (partner- en wezenpensioen). Als een deelnemer overlijdt dan ontvangt de partner een levenslang partnerpensioen. Een deel van het partnerpensioen wordt opgebouwd (50%) en een deel van het partnerpensioen is ver­zekerd op risicobasis (20%). Kinderen van deel­nemers die overlijden ontvangen van ons een wezenpensioen tot hun 25ste levensjaar.

Bij pensionering kunnen deelnemers kiezen voor een hogere pensioenuitkering door een deel van het partnerpensioen uit te ruilen. Of vice versa. Dan verlagen ze hun ouderdomspensioen om het verzekerd partnerpensioen te verhogen.

Deelnemers kunnen ook kiezen om een tijdelijk extra partnerpensioen (het Anw-hiaatpensioen) bij ons te verzekeren. Deze extra uitkering vult het levenslang partnerpensioen aan tot de partner de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt. Alle nieuwe deelnemers die gehuwd zijn of een ge­­registreerd partnerschap hebben, krijgen automatisch een offerte van ons. Ook besteden onze pensioenconsulenten aandacht aan het partnerpensioen in hun presentaties en gesprekken met de deelnemers.

Enkele feiten:
 
2023
2022
2021
2020
Aan hoeveel partners werd een nieuw partnerpensioen ­toegekend?
4.519
4.566
4.729
4.465
Hoeveel nieuwe wezenpensioenen ­werden er toegekend?
437
500
502
440
Hoe hoog is de gemiddelde ­partnerpensioenuitkering per jaar?
€ 5.402
€ 4.873
€ 4.632
€ 4.497
Hoe hoog is de gemiddelde ­wezenpensioenuitkering per jaar?
€ 2.286
€ 2.118
€ 1.992
€ 1.976
Hoe oud is de oudste ­pensioengerechtigde met een partnerpensioen?
107 jaar
106 jaar
105 jaar
107 jaar
Hoeveel geld keerde PME uit aan ­partnerpensioen?
€ 279
miljoen
 € 255
miljoen
€ 250
miljoen
€ 245
miljoen

Eerder stoppen met werken

De gemiddelde leeftijd waarop mensen in onze bedrijfstak met pensioen gaan loopt de afgelopen jaren geleidelijk op en lag in 2023 op 66,2 jaar. Inmiddels gaat driekwart van onze deel­nemers met een dienstverband op de ­AOW-leeftijd met pensioen. De stijgende pensioen­leeftijd bij PME sluit aan bij de ­landelijke trend.

Deeltijdpensioen

In de pensioenregeling is het mogelijk om met deeltijdpensioen te gaan. Je gaat dan minder werken en laat voor dat deel het pensioen al ingaan. Er wordt maar weinig gebruik gemaakt van deze mogelijkheid. De ervaring is dat veel werknemers liever in één keer volledig willen stoppen met werken.

Generatiepact

Verder hebben werknemers in de Metalektro sinds 2019 ook de mogelijkheid om gebruik te maken van de generatiepactregeling. Met deze regeling kunnen werknemers van 60 jaar of ouder minder gaan werken (70% of 80%) tegen 85% resp. 90% salaris en 100% pensioen­opbouw. Ca. 21% van de doelgroep (2022: 12%) maakt gebruik van de generatiepact­regeling. De deelnemers vinden het fijne van deze regeling dat ze parttime kunnen gaan ­werken tegen een beperkte teruggang van het inkomen met behoud van hun pensioenopbouw. Dat ­laatste punt is een belangrijk verschil met ­deeltijd-pensioen, waar het pensioen wordt gebruikt om minder te gaan werken. Sociale partners besloten in 2022 de generatie­pact­regeling te verlengen tot en met 31 december 2028.

Regeling Vervroegd Uittreden (RVU)

Daarnaast hebben sociale partners in 2022 de Regeling Vervroegd Uittreden (RVU) afgesproken. Deze regeling geeft werknemers de mogelijkheid om drie jaar voor hun AOW-datum te stoppen met werken. De regeling is toe­gankelijk voor werknemers met een salaris tot € 4.220 bruto per maand of werknemers die in de ploegendienst hebben gewerkt. Wanneer zij stoppen met werken krijgen zij tot de AOW-datum een RVU-uitkering van € 2.037 (2022: € 1.874) bruto per maand. Voor veel werknemers is dit bedrag overigens te laag om rond te kunnen komen. Zij kunnen naast hun RVU-uitkering hun pensioen bij PME aanvragen, zodat zij met beide uitkeringen tezamen voldoende inkomen hebben.

Een belangrijke taak van onze pensioenconsulenten is deze werknemers te begeleiden bij het maken van een goede keuze bij het (gedeeltelijk) stoppen met werken of vervroegd met pensioen gaan. De pensioenconsulenten maken bereke­ningen van de financiële gevolgen en brengen de voor- en nadelen van de verschillende regelingen onder de aandacht.

Arbeidsongeschikt

Werknemers die (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt (meer dan 35%) worden, ontvangen een WIA-uitkering van UWV. Bij ons blijven deze (ex-)werknemers pensioen opbouwen voor het deel dat zij arbeidsongeschikt zijn. De pensioen­opbouw bedraagt bij volledige arbeids­ongeschiktheid 70% van de oorspronkelijke ­pensioenopbouw. Bij gedeeltelijke arbeids­ongeschiktheid wordt het percentage naar rato verlaagd. Het fonds betaalt de premie voor de pensioenbouw.

Eind 2023 zijn er 7.935 deelnemers (2022: 8.017) met premievrije deelname vanwege arbeidsongeschiktheid.

Arbeidsongeschikte werknemers hoeven zich niet te melden bij PME. Sinds 2014 ontvangen wij de melding van de arbeidsongeschiktheid, de wijzigingen hierop en de benodigde gegevens van het UWV. Vóór die tijd was dat niet het geval. Wij gaan soepel om met aanmeldingen van (ex-)deelnemers die tijdens deelname aan PME vóór 2014 (deels) arbeidsongeschikt zijn geraakt en waar (nog) geen premievrije voortzetting van hun pensioenopbouw plaatsvindt. Op onze website is informatie te vinden hoe zij zich alsnog kunnen aanmelden.

Werkgevers kunnen daarnaast ook nog een WIA-excedentpensioen afsluiten voor werk­nemers waarvan het salaris hoger is dan het maximumsalaris waarover de overheid de WIA-uitkering berekent. Eind 2023 zijn er 6.480 deelnemers met een WIA-excedent­pensioen (2022: 6.804).

Wij hebben besloten om de regeling voor het WIA-excedentpensioen bij PME te beëindigen uiterlijk per 1 januari 2026. In onze sector wordt het WIA-excedentpensioen door ons aangeboden en overige WIA-verzekeringen via een mantel­contract van de sociale partners (WIA-metalektro). Wij hebben de afgelopen jaren regelmatig signalen van werkgevers gekregen dat zij het lastig vinden dat de WIA-verzekeringen niet via één loket worden aangeboden. Daarnaast is het binnen het nieuwe pensioenstelsel voor een pensioenfonds niet goed mo­­gelijk om de WIA-excedentverzekering in de huidige vorm aan te bieden. Daarom hebben wij besloten de regeling voor het WIA-excedentpensioen te beëindigen. De ­werkgevers zijn hier in september 2023 schriftelijk over geïnformeerd. Voor de werkgevers eindigt de regeling op de expiratiedatum van hun lopende WIA-excedentcontract. Voor circa 70% van de contracten is dat 1 april 2024. De overige contracten eindigen in de meeste gevallen later in 2024 en in 2025.

Werkloos of zelfstandig

Als deelnemers werkloos worden of als zelf­standige gaan werken kunnen zij er voor kiezen om de pensioenopbouw zelf vrijwillig voort te zetten. Zij betalen dan zelf de pensioenpremie. Voor werklozen met een WW-uitkering neemt het fonds de helft van de pensioenpremie voor de rekening. Eind 2023 zijn er 137 deelnemers (2022: 314) die hun pensioenopbouw vrijwillig bij ons voortzetten. Het overgrote deel daarvan zijn werkloze deelnemers.

Nieuw of gewijzigd beleid

Naar aanleiding van periodieke evaluatie van beleid, als gevolg van actuele ontwikkelingen of nieuwe wetgeving, passen wij regelmatig de pensioenreglementen en het pensioen- en uitvoeringsbeleid aan.

Premiebeleid 2024-2026

Sinds 1 juli 2023 zijn nieuwe parameters 2022 van kracht. Deze parameters zijn van belang voor pensioenfondsen die gebruik maken van rendementsdemping in de kostendekkende ­premie. Fondsen hebben in 2023 eenmalig de mogelijkheid om het verwachte rendement ­tussentijds te herijken. Deze herijking heeft gevolgen voor het premiebeleid en het opbouwpercentage vanaf 2024. Een ongewijzigd premiebeleid zou met de toepassing van de nieuwe parameters 2022 een verlaging betekenen van het verwachte rendement naar 1,27% en een verlaging van een pensioenopbouw van 1,65% per jaar. Dit is echter niet in lijn met de ambitie die sociale partners en PME zijn ­overeengekomen.

Wij besloten daarom in het najaar van 2023 om gebruik te maken van de mogelijkheid om het verwachte rendement te herijken. In het premiebeleid 2024-2026 gaan we uit van een verhoogd verwacht rendement op basis van de nieuwe parameters 2022 en de actuele rente­termijnstructuur (rts) op 30 september 2023. Hierdoor komt het verwachte rendement (incl. een prudentie-afslag van 0,1%) uit op 2,09%. Als gevolg hiervan is het mogelijk om met de premie van 27,98% de pensioenopbouw in 2024 naar 1,875% te verhogen. Een hogere opbouw betekent iets minder winst op de premie en dit heeft dus een klein negatief effect op de dekkingsgraad. Omdat wij in het premiebeleid een minimaal niveau van de premiedekkingsgraad voor 2024 t/m 2026 hebben bepaald, vinden wij het risico op een te lage dekkingsgraad voldoende beheerst.

Stop op collectieve waardeoverdrachten

In 2023 werd duidelijk dat DNB stelt dat bij een collectieve waardeoverdracht voor de groep over te dragen deelnemers inzichtelijk moet worden gemaakt wat de impact van de collectieve waarde­overdracht zal zijn op de resultaten van de transitie naar het nieuwe pensioenstelsel. Wij concludeerden dat het onmogelijk is om deel­nemers nu al volledig te informeren over de impact van een collectieve waardeoverdracht. In het vierde kwartaal 2023 besloten wij daarom om tijdens de transitiefase naar het nieuwe ­pensioenstelsel:

  • niet meer mee te werken aan een verzoek tot collectieve waardeoverdracht (cf. artikel 83 Pensioenwet) en
  • rond 1 januari 2026 het beleidskader voor collectieve waardeoverdrachten voor de periode tussen 1 januari 2026 en 1 januari 2028 opnieuw vorm te geven.

We werken nog wel mee aan een collectieve waardeoverdracht bij liquidatie van de pensioenuitvoerder, bijvoorbeeld een ondernemings­pensioenfonds (cf. artikel 84 Pensioenwet).

Explicitering beleid inhaaltoeslag

Tot dit jaar hadden wij geen expliciet beleid rondom inhaaltoeslagen en herstel van kortingen. Een inhaaltoeslag is een compensatie van een in het verleden niet toegekende (dus gemiste) toeslag of een doorgevoerde korting van het pensioen. Een inhaaltoeslag is alleen mogelijk als de beleidsdekkingsgraad boven de toeslaggrens ligt. Dat is de grens waarbij een volledige toeslag volgens de ambitie van het fonds kan worden toegekend. De toeslaggrens per 31 oktober 2023 bedraagt ca. 142%. PME gaat naar verwachting per 1 januari 2026 over naar het nieuwe pensioenstelsel. Tijdens de transitiefase naar het nieuwe stelsel blijven dezelfde wettelijke regels voor het verlenen van een inhaaltoeslag van toepassing. De kans dat PME in het huidige stelsel in de transitiefase tot 2026 de toeslaggrens kan bereiken en dan een inhaaltoeslag kan geven, is daarom erg klein. Het beleid voor inhaaltoeslagen is wel nodig voor netto profijt berekeningen voor het nieuwe pensioenstelsel. Wij stelden in 2023 drie uitgangs­punten voor de inhaaltoeslag vast:

  • Hanteren van een gesloten systeem (conform de wet).
  • Toekenning volgens het lifo-systeem: dus de laatste gemiste toeslag als eerst compenseren. De deelnemers die in het fonds zitten, worden dan gecompenseerd voor de meest recente gemiste toeslag. Een korting wordt gezien als een gemiste toeslag en wordt ook behandeld volgens het lifo-systeem.
  • Geen beperking aan de termijn voor het ­vaststellen van de gemiste toeslagen.
Wijziging pensioenreglement

Ten gevolge van de inwerkingtreding van de Wet toekomst pensioenen per 1 juli 2023 is het pensioenreglement op een drietal punten aangepast:

  • Dekking risicopartnerpensioen ook bij uit­kering ingevolge de Ziektewet: in het pen­sioenreglement is opgenomen dat het risicopartnerpensioen in stand blijft wanneer de deelnemer na einde van de deelname recht heeft op een Ziektewet-uitkering. Deze bepaling sluit aan bij artikel 55 lid 4 Pensioenwet, waarin de voortzetting van de risicodekking is geregeld. Tot 1 juli 2023 betrof dat alleen voortzetting tijdens de WW.
  • Aanvang vrijwillige voortzetting ook binnen drie jaar voor de pensioenrichtdatum: de ­fiscale beperking dat vrijwillige voortzetting niet kan starten binnen drie jaar voor de ­pensioenrichtdatum, is komen te vervallen.
  • Intentieverklaring bij vervroegd met pensioen gaan alleen nog nodig bij ingang meer dan tien jaar voor de verwachte AOW-leeftijd: de fiscale bepaling op grond waarvan een deelnemer bij vervroeging van de pensioendatum een intentieverklaring moet tekenen, is gewijzigd. Vanaf 1 juli 2023 is géén intentieverklaring meer nodig bij vervroeging tot 10 jaar voor de AOW-datum.
Arrow-prev Arrow-next