Het deze zomer bereikte Pensioenakkoord geeft nieuwe antwoorden, die passen bij onze moderne tijd. Maar de vragen zelf zijn beslist niet nieuw. We vinden ze terug in volksverhalen, liedjes, schilde-rijen. Met daarin: respect voor de ouderdom, de wijze oude man of vrouw. Maar ook: de angst voor aftakeling en armoede.
Oudedagsvoorzieningen waren er vroeger wel. Maar niet voor iedereen. In de middeleeuwen zorgden de gilden voor hun oudere vakgenoten. En de overheid gaf soms lijfrenten uit. Daarvoor moest je dan natuurlijk wel geld opzij kunnen leggen. De meeste ‘ouden van dagen’ waren afhankelijk van de zorg door hun familie. En was deze er niet? Dan was je aangewezen op de liefdadigheid van de kerken. Of op de bedelstaf.
De overheid richt al in 1836 het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds op. En eind 19de eeuw beginnen de eerste bedrijven met een pensioenfonds, dat ze zelf beheren. De familie Stork en Jacques van Marken van de Gist- en Spiritusfabriek (later: Gist-Brocades) in Delft zijn zulke voorlopers. Van Marken regelt voor zijn personeel een oudedagsvoorziening, net als een ziekenfonds en ongevallenverzekering.
De voorbeelden van Stork en Van Marken vinden navolging. Maar als tijdens de grote crisis in de jaren dertig veel bedrijven failliet gaan, is ook het pensioen van hun werknemers in één klap verdwenen. Dat moet anders, beseft men.
Stichting Pensioenfonds voor de Metalektro (PME) wordt op 23 augustus 1947 opgericht door de sociale partners in de metaalindustrie (nu verenigd in de Raad van Overleg in de Metalektro).Vanaf 1947 komen er steeds meer wettelijke regels voor de pensioenfondsen. In 1957 volgt dankzij Willem Drees de Algemene Ouderdoms Wet (AOW). Alle Nederlanders, óók zelfstandigen en mensen zonder werk, krijgen vanaf hun 65ste jaar een basisbedrag, voldoende voor bestaanszekerheid. Een echte mijlpaal! Ook werkgevers en werknemers in andere bedrijfstakken sparen samen voor een aanvullend pensioen. Het basisprincipe is: solidariteit tussen jong en oud. En het doel: zo veel mogelijk zekerheid voor gepensioneerden. De overheid verplicht de pensioenfondsen daarom ook een buffer aan te leggen. Hiermee krijgt het pensioenstelsel de vorm zoals we dat nu in 2020 kennen.
De buffers van de meeste pensioenfondsen zijn nog steeds groot. Ook PME heeft veel geld in kas. Op dit moment zelfs ruim 58 miljard. Maar met de huidige rekenrente is dat niet genoeg om alle pensioenen, ook in de toekomst, te kunnen uitbetalen. De pensioenen zijn al een flink aantal jaren niet verhoogd. Er dreigen zelfs pensioenverlagingen. Want we moeten zorgen dat er straks voor jongeren nog voldoende in de pensioenpot zit. Ook is de arbeidsmarkt veranderd. Vroeger bleven mensen vaak hun hele leven bij één baas werken. Nu heeft vrijwel iedereen tijdens zijn loopbaan meerdere werkgevers. Mensen werken korte of langere tijd als zzp-er. Tot slot is de bevolkingsopbouw veranderd: meer ouderen, minderen jongeren. Kortom, tijd voor een nieuw pensioenstelsel.
Inmiddels hebben het kabinet, werkgevers en vakbonden een akkoord bereikt. “Het pensioenstelsel wordt robuuster, persoonlijker en sluit beter aan bij de huidige arbeidsmarkt”, zegt minister Koolmees. De basisprincipes zijn afgesproken. In de komende jaren worden de afspraken uitgewerkt en gezorgd voor een zorgvuldige overstap.
In het nieuwe stelstel gaat niet alles overboord. Het goede wordt behouden. Zo blijf je als werknemer samen met de werkgever geld opzij zetten voor pensioen. Ook blijven de risico’s op arbeidsongeschiktheid en overlijden een gedeelde verantwoordelijkheid. Tussen werknemer en werkgever. En tussen jong en oud. Bovendien kun je er zeker van zijn dat je een pensioen krijgt. Ook als het economisch slecht gaat. Naast de AOW blijft het pensioen een maandelijkse, levenslange uitkering.
Het pensioenstelsel wordt meer transparant. Nu bouwen alle deelnemers pensioen op in één grote pot. Straks zie je duidelijk wat je zelf aan pensioenvermogen opbouwt: met je maandelijkse premie en dankzij de beleggingen van je pensioenfonds. En wat je daaruit als pensioen kunt verwachten. In het nieuwe stelstel gaat dit verwachte pensioen meer meebewegen met de economische situatie. Je hebt dus minder zekerheid. Gaat het goed met de economie, dan profiteert jouw pensioenvermogen daarvan. Je ziet dat je toekomstige pensioen omhoog gaat. Sterker dan nu. Dit verwachte pensioen gaat omlaag in economisch minder goede tijden. Als je dichter bij je pensioen komt, beleggen we steeds minder risicovol. Pensioenen worden zo wat onzekerder, maar wel duidelijker en toekomstbestendiger. De verwachting is dat het voor iedere en een beter pensioen oplevert. Nu én later.
De bedoeling is dat in 2026 het nieuwe systeem wordt ingevoerd. In de tijdlijn hieronder zie je welke stappen daarvoor nog moeten worden gezet. Minister Koolmees is bereid de huidige pensioenregels in 2021 alvast wat te versoepelen. Dat moet de kans op pensioenverlaging kleiner maken. Pensioenfondsen die op 31 december 2020 een dekkingsgraad lager dan 90 procent hebben, moeten volgend jaar wél hun pensioenen verlagen. Hierover leest u meer in pme.actueel ●
Wilt u nog meer weten over de achtergronden van het Nederlandse pensioenstelsel? De brochure Voor elkaar van de Pensioenfederatie laat zien hoe ‘het beste pensioen ter wereld’ is ontstaan én legt uit waarom het nu tijd is voor groot onderhoud.
Het deze zomer bereikte Pensioenakkoord geeft nieuwe antwoorden, die passen bij onze moderne tijd. Maar de vragen zelf zijn beslist niet nieuw. We vinden ze terug in volksverhalen, liedjes, schilde-rijen. Met daarin: respect voor de ouderdom, de wijze oude man of vrouw. Maar ook: de angst voor aftakeling en armoede.
Oudedagsvoorzieningen waren er vroeger wel. Maar niet voor iedereen. In de middeleeuwen zorgden de gilden voor hun oudere vakgenoten. En de overheid gaf soms lijfrenten uit. Daarvoor moest je dan natuurlijk wel geld opzij kunnen leggen. De meeste ‘ouden van dagen’ waren afhankelijk van de zorg door hun familie. En was deze er niet? Dan was je aangewezen op de liefdadigheid van de kerken. Of op de bedelstaf.
De overheid richt al in 1836 het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds op. En eind 19de eeuw beginnen de eerste bedrijven met een pensioenfonds, dat ze zelf beheren. De familie Stork en Jacques van Marken van de Gist- en Spiritusfabriek (later: Gist-Brocades) in Delft zijn zulke voorlopers. Van Marken regelt voor zijn personeel een oudedagsvoorziening, net als een ziekenfonds en ongevallenverzekering.
De voorbeelden van Stork en Van Marken vinden navolging. Maar als tijdens de grote crisis in de jaren dertig veel bedrijven failliet gaan, is ook het pensioen van hun werknemers in één klap verdwenen. Dat moet anders, beseft men.
Stichting Pensioenfonds voor de Metalektro (PME) wordt op 23 augustus 1947 opgericht door de sociale partners in de metaalindustrie (nu verenigd in de Raad van Overleg in de Metalektro).Vanaf 1947 komen er steeds meer wettelijke regels voor de pensioenfondsen. In 1957 volgt dankzij Willem Drees de Algemene Ouderdoms Wet (AOW). Alle Nederlanders, óók zelfstandigen en mensen zonder werk, krijgen vanaf hun 65ste jaar een basisbedrag, voldoende voor bestaanszekerheid. Een echte mijlpaal! Ook werkgevers en werknemers in andere bedrijfstakken sparen samen voor een aanvullend pensioen. Het basisprincipe is: solidariteit tussen jong en oud. En het doel: zo veel mogelijk zekerheid voor gepensioneerden. De overheid verplicht de pensioenfondsen daarom ook een buffer aan te leggen. Hiermee krijgt het pensioenstelsel de vorm zoals we dat nu in 2020 kennen.
De buffers van de meeste pensioenfondsen zijn nog steeds groot. Ook PME heeft veel geld in kas. Op dit moment zelfs ruim 58 miljard. Maar met de huidige rekenrente is dat niet genoeg om alle pensioenen, ook in de toekomst, te kunnen uitbetalen. De pensioenen zijn al een flink aantal jaren niet verhoogd. Er dreigen zelfs pensioenverlagingen. Want we moeten zorgen dat er straks voor jongeren nog voldoende in de pensioenpot zit. Ook is de arbeidsmarkt veranderd. Vroeger bleven mensen vaak hun hele leven bij één baas werken. Nu heeft vrijwel iedereen tijdens zijn loopbaan meerdere werkgevers. Mensen werken korte of langere tijd als zzp-er. Tot slot is de bevolkingsopbouw veranderd: meer ouderen, minderen jongeren. Kortom, tijd voor een nieuw pensioenstelsel.
Inmiddels hebben het kabinet, werkgevers en vakbonden een akkoord bereikt. “Het pensioenstelsel wordt robuuster, persoonlijker en sluit beter aan bij de huidige arbeidsmarkt”, zegt minister Koolmees. De basisprincipes zijn afgesproken. In de komende jaren worden de afspraken uitgewerkt en gezorgd voor een zorgvuldige overstap.
In het nieuwe stelstel gaat niet alles overboord. Het goede wordt behouden. Zo blijf je als werknemer samen met de werkgever geld opzij zetten voor pensioen. Ook blijven de risico’s op arbeidsongeschiktheid en overlijden een gedeelde verantwoordelijkheid. Tussen werknemer en werkgever. En tussen jong en oud. Bovendien kun je er zeker van zijn dat je een pensioen krijgt. Ook als het economisch slecht gaat. Naast de AOW blijft het pensioen een maandelijkse, levenslange uitkering.
Het pensioenstelsel wordt meer transparant. Nu bouwen alle deelnemers pensioen op in één grote pot. Straks zie je duidelijk wat je zelf aan pensioenvermogen opbouwt: met je maandelijkse premie en dankzij de beleggingen van je pensioenfonds. En wat je daaruit als pensioen kunt verwachten. In het nieuwe stelstel gaat dit verwachte pensioen meer meebewegen met de economische situatie. Je hebt dus minder zekerheid. Gaat het goed met de economie, dan profiteert jouw pensioenvermogen daarvan. Je ziet dat je toekomstige pensioen omhoog gaat. Sterker dan nu. Dit verwachte pensioen gaat omlaag in economisch minder goede tijden. Als je dichter bij je pensioen komt, beleggen we steeds minder risicovol. Pensioenen worden zo wat onzekerder, maar wel duidelijker en toekomstbestendiger. De verwachting is dat het voor iedere en een beter pensioen oplevert. Nu én later.
De bedoeling is dat in 2026 het nieuwe systeem wordt ingevoerd. In de tijdlijn hieronder zie je welke stappen daarvoor nog moeten worden gezet. Minister Koolmees is bereid de huidige pensioenregels in 2021 alvast wat te versoepelen. Dat moet de kans op pensioenverlaging kleiner maken. Pensioenfondsen die op 31 december 2020 een dekkingsgraad lager dan 90 procent hebben, moeten volgend jaar wél hun pensioenen verlagen. Op pagina 12 leest u hierover meer in pme.actueel ●
⇩
⇩
⇩
Wilt u nog meer weten over de achtergronden van het Nederlandse pensioenstelsel? De brochure Voor elkaar van de Pensioenfederatie laat zien hoe ‘het beste pensioen ter wereld’ is ontstaan én legt uit waarom het nu tijd is voor groot onderhoud.