Wie weleens op het strand tussen Kijkduin en Scheveningen komt, kan ze zomaar zien lopen: strandbeesten. Grote constructies van pvc-buizen, gemaakt door kunstenaar Theo Jansen. Ze lijken te zweven over het zand, als balletdansers. “Dat komt doordat de benen een platte onderkant hebben. Daardoor blijven ze op dezelfde hoogte. Ze hobbelen dus niet zoals wij mensen doen.”
De geboorte van het eerste strandbeest was in de Volkskrant in 1990. Jansen schreef columns voor de krant. In een van die columns beschreef hij het probleem van de Nederlandse duinen, die telkens opnieuw moeten worden opgehoogd omdat de wind het zand wegblaast. Zou het niet een idee zijn als er dieren worden bedacht die dat voor ons kunnen doen, schreef de kunstenaar. Een half jaar later reed hij naar de Gamma, waar hij een lading pvc-buizen kocht. Normaal is dat materiaal voor elektriciens, nu gingen ze mee naar het atelier van Jansen. Hij speelde wat met de buizen. Na die septembermiddag in 1990 besloot hij dat hij er een jaar aan zou besteden. Om te kijken of het wat werd.
Nu, 35 jaar later, zijn de strandbeesten wereldwijd bekend. Ze hebben een echte evolutie doorgemaakt. Het eerste beest, de Vulgaris, zakte meteen in elkaar. “Hij kon zijn benen alleen bewegen als hij op zijn rug lag.” Het nieuwste exemplaar, de Animaris Tenere, is een creatie van wel zeven meter lang. Zelfverzekerd en sierlijk beweegt het beest over het strand.
“In het begin plakte ik de buizen aan elkaar met plakband. Daarna ontdekte ik dat het veel beter ging met tiewraps. Dat was een enorme vooruitgang. Later ontdekte ik dat de buizen zacht worden als ik ze opwarm. Dat doe ik met een verfbrander. Doordat ze zacht worden, kan ik ze bijvoorbeeld plat maken. En er bochten in maken.” Soms gebruikt Jansen nylon touw om de buizen te verbinden. Ook maakt hij er zeilen aan. Die zijn van dacron.
De strandbeesten bewegen met behulp van de wind. Veel beesten gaan vooruit doordat de wind tegen de zeilen blaast. Bij andere beesten werkt de wind indirect. “Die hebben vleugels die door de wind op en neer gaan. De vleugels zitten verbonden aan slangetjes, die werken als een pomp. Er wordt lucht gepompt in plastic flessen, onder druk. Die zitten in hun windmaag, zo noem ik dat. Met die druk in de flessen worden spieren aangedreven. Daardoor kunnen ze lopen.”
Jansen heeft twee typen strandbeesten ontworpen: meelopers en dwarslopers. De meelopers lopen met de wind mee, als de wind parallel staat aan het strand. “Die worden dus één kant op geblazen. Ze komen pas terug als de wind honderdtachtig graden draait.” De dwarslopers staan met hun neus in de wind, als die vanaf de zee komt. “Ze werken als een zeilboot. Ze gaan overstag en lopen telkens zo’n veertig meter heen en weer.”
“Het eerste strandbeest kon alleen zijn benen bewegen als hij op zijn rug lag.”
Jansen heeft zijn strandbeesten verdeeld over dertien tijdperken. Telkens als hij een bepaald probleem heeft overwonnen, schuift hij op naar een nieuw tijdperk. “Dat zie ik altijd pas achteraf, als ik aan iets nieuws ga werken.” Met elk strandbeest pakt hij één probleem aan dat hij wil oplossen. Zo bedacht hij al een oplossing voor strandbeesten die per ongeluk de zee in lopen. Zij hebben een slangetje dat over de grond sleept. Dat slangetje zuigt lucht aan. Komt dat in het water, dan zuigt het water op. Daardoor gaat er een waarschuwing naar de hersenen. En beweegt het beest door allerlei slimmigheden de andere kant op, het water uit.
Jansen heeft nog een flinke lijst problemen die hij wil oplossen. Zo moeten de strandbeesten zichzelf af en toe optillen, om te voorkomen dat ze worden begraven onder het zand. Ook moeten ze koers houden, zodat ze niet de zee of de duinhekken in lopen. De oplossingen voor alle problemen wil Jansen samenbrengen in één perfect strandbeest. “Ik denk dat dat nog vijf tot tien jaar duurt. Uiteindelijk zie ik voor me dat de strandbeesten in een kudde zelfstandig op het strand kunnen overleven.”
Welke beweging maken de benen en voeten? Dat was in 1990 een van de eerste problemen waar Jansen tegenaan liep. De basis van die beweging is een middelpunt: de uiteindes van drie buizen zijn met elkaar verbonden. Aan de andere kant van elke buis zitten weer twee buizen. Al die buizen zijn onderling ook met elkaar verbonden. Zo ontstaat een cirkel met vijf hoeken. Aan een van de hoeken zit een soort aandrijfas: de ruggengraat. En onder aan de cirkel steken twee pijpen uit, die samen ook weer verbonden zijn. Dat is de voet.
“De verhouding tussen al die buizen bepaalt de beweging van de voet. Het was lastig om te bedenken hoe lang elke buis moest zijn voor de beste, vlakste beweging van de voet. Voor het rekenwerk heb ik een Atari-computer gebruikt. Als die alle mogelijke uitkomsten had moeten berekenen, had die daar 100.000 jaar over gedaan. Daarom heb ik het principe van het genetische algoritme gebruikt. Dat algoritme maakt een selectie van de mogelijkheden. En daar weer een selectie van. En nog een. Enzovoort. Nadat de computer een maand lang dag en nacht had gerekend, rolde er voor elke buis de juiste lengte uit, in de juiste verhouding tot de andere buizen. Die verhouding gebruik ik nu nog steeds.” ●
De strandbeesten zijn te bewonderen in de Schiehal in Delft. Ook hangt er een strandbeest in Kunstmuseum Den Haag. Wilt u de strandbeesten in actie zien? In de zomer lopen ze op het strand bij Den Haag. Strandsessies worden een dag van tevoren aangekondigd op strandbeest.com.