FINANCIËLE SITUATIE EN RESULTATEN 2023 |
Vanaf 1 juli 2022 is het pensioenfondsen onder voorwaarden toegestaan om de pensioenen te verhogen bij een beleidsdekkingsgraad vanaf 105%. Pensioenfondsen die voornemens zijn over te gaan naar het nieuwe pensioenstelsel en daarbij de huidige pensioenen omzetten naar een nieuwe pensioenregeling (invaren) kunnen gebruikmaken van deze versoepelde regels. Deze versoepelde regels gelden tot 1 januari 2024. Pensioenfondsen moeten hierbij hun eigen fondsbeleid volgen en onderbouwen dat een dergelijk besluit om gebruik te maken van deze versoepelde regels past bij een evenwichtige besluitvorming, mede vooruitlopend op de transitie naar het nieuwe pensioenstelsel. Op grond van deze versoepelde regels hebben wij in 2023 besloten alle opgebouwde en ingegane pensioenen op 1 januari 2024 te verhogen met 3,26%.
Eerder besloten wij op grond van deze versoepelde regels al om alle pensioenen per 1 juli 2022 met 1,29% te verhogen en per 1 januari 2023 met 6,2%. Voor de vaststelling van de verhoging op 1 januari 2024 hebben wij, conform ons reglement, de stijging van de prijzen in de periode juli 2022 – juli 2023 beschouwd, die 3,26% bedroeg. De verhoging van de pensioenen met 3,26% is dus een volledige compensatie voor de prijsstijging in 2023.
We realiseren ons goed dat we voorzichtig moeten zijn, omdat het ook nog onzekere economische tijden zijn. Zit het straks tegen? Dan is het fijn als we nog een buffer hebben. Zo verkleinen we namelijk de kans dat we de pensioenen in de toekomst moeten verlagen. Verder willen we de overstap naar het nieuwe pensioenstelsel goed regelen voor iedereen. Door nu een reserve aan te houden, zorgen we ervoor dat we met meer zekerheid de toekomst ingaan.
Bij de besluitvorming over de verhoging vond afstemming met het verantwoordingsorgaan en de sociale partners plaats. De belangen van alle deelnemers met het oog op de gevolgen op de korte én lange termijn werden hierbij goed afgewogen. Het verhogen van de pensioenen pakte in 2023 voor iedereen positief uit. Het pensioen van iedereen ging namelijk omhoog. Met het verhogen van de pensioenen daalde wel onze dekkingsgraad, die van belang is op het moment dat we overgaan naar het nieuwe pensioenstelsel. Bij een lagere dekkingsgraad krijgt een jongere deelnemer op het overgangsmoment relatief minder vermogen toegedeeld. Voor een oudere deelnemer pakt dit juist relatief gunstig uit.
De verhoging van de pensioenen heeft de achterstand die is ontstaan sinds 2009 ten opzichte van de toeslagambitie niet doen oplopen en die achterstand voor deelnemers blijft eind 2023 31,06% (vorig jaar: 31,06%) en voor gewezen deelnemers en pensioengerechtigden 26,52% (vorig jaar: 26,52%). Hierin zijn de verlagingen uit 2012 en 2013 van 5,1% respectievelijk 0,5% niet inbegrepen.
Er zit verschil tussen de achterstand voor deelnemers en die van de gewezen deelnemers en pensioengerechtigden. Tot 2016 was de toeslagambitie voor de actieve deelnemers gelijk aan de loonindex. Vanaf 2016 is de toeslagambitie van de actieve deelnemers gelijk aan die van de gewezen deelnemers en pensioengerechtigden, namelijk de prijsindex. De versoepelde regels gaven meer mogelijkheden om pensioenen eerder te verhogen, al is het niet de verwachting dat achterstanden kunnen worden ingelopen.
Onze financiële situatie was de afgelopen twee jaar goed genoeg om de pensioenen weer te kunnen verhogen. En dat is goed nieuws. Heel lang is de dekkingsgraad namelijk te laag geweest, zo laag zelfs dat PME volgens de (FTK-)regels in 2020 en 2021 de pensioenen had moeten verlagen. Door gebruik te maken van de vrijstellingsregeling, wegens bijzonder economische omstandigheden, is de verlaging in 2020 en 2021 niet doorgevoerd.
Vooruitlopend op de nieuwe Wet toekomst pensioenen waren er vanaf 1 juli 2022 tot 1 januari 2024 tijdelijk al versoepelde regels, waarbij pensioenfondsen in aanloop naar het nieuwe pensioenstelsel de pensioenen al mochten verhogen bij de beleidsdekkingsgraad vanaf 105%. Omdat de inflatie sinds 2022 erg hoog was en de dekkingsgraden bij pensioenfondsen vanwege de stijging van de rente waren gestegen, maakten veel pensioenfondsen, net als wij, gebruik van de versoepelde regels.
Vanaf 2024 kunnen pensioenfondsen gebruik maken van nieuwe regels voor het verhogen en verlagen van de pensioenen, het zogenoemde transitie-FTK. Pensioenfondsen die daarvoor kiezen maken gebruik van dit transitie-FTK tot het moment van de overstap naar een nieuwe pensioenregeling en het omzetten van de bestaande pensioenen in deze nieuwe regeling (invaren). PME heeft niet gekozen voor het transitie-FTK. Het bestuur acht het risico op het moeten verlagen van de pensioenen in aanloop naar de nieuwe pensioenregeling, onder het transitie-FTK, te groot.
Tot het moment van de overstap overwegen wij ieder jaar aan de hand van de financiële situatie van het fonds of het verhogen van de pensioenen verantwoord kan. Een besluit daartoe moet aan allerlei voorwaarden voldoen en daarbij houden we dan opnieuw rekening met toekomstige ontwikkelingen, zoals een benodigde invaardekkingsgraad.
Sociale partners verzoeken ons om het vermogen van de huidige pensioenregeling om te zetten naar de nieuwe pensioenregeling in het nieuwe pensioenstelsel (invaren). Op basis van de afspraken, die zij maken over de nieuwe pensioenregeling, over het aanhouden en vullen van reserves en over compensatiemaatregelen voor bepaalde groepen, wordt een benodigde invaardekkingsgraad vastgesteld. Wij gaan er voorlopig van uit dat deze tussen de 106% en 110% ligt.
Eén van de doelstellingen van het nieuwe pensioenstelsel is dat de nieuwe pensioenregeling beter perspectief biedt op een koopkrachtig pensioen. In het nieuwe pensioenstelsel heeft iedereen een eigen aandeel in het pensioenvermogen van het fonds, ofwel een eigen kapitaal voor pensioen. De nieuwe pensioenregeling is een premieregeling. Dat betekent dat de sociale partners afspraken hebben gemaakt over de hoogte van de inleg voor het pensioen (de premie). Het kapitaal voor pensioen groeit door de inleg en door het rendement op de beleggingen. Het rendement op beleggingen kan ook negatief zijn en de kapitalen voor pensioen kunnen dus ook dalen. Het rendement op de beleggingen wordt per leeftijdsgroep toebedeeld (beschermings- en overrendement). De toedeelregels worden voor langere periode vastgelegd in het pensioenreglement. Er wordt dan niet meer jaarlijks door het bestuur een besluit genomen over het verhogen of verlagen van de pensioenen. Dit geldt ook voor ingegane pensioenen.