JAARREKENING 2023

Toelichting op de balans per 31 december

(bedragen x € 1 miljoen)

 
Activa
2023
2022
 
Beleggingen voor risico pensioenfonds
       
           
1
Vastgoedbeleggingen
       
 
Onder vastgoedbeleggingen zijn begrepen:
       
 
Directe vastgoedbeleggingen
1.272
 
1.310
 
 
Vastgoed in ontwikkeling
128
 
198
 
 
Indirecte vastgoedbeleggingen
2.011
 
1.820
 
 
Waarde 31 december
 
3.411
 
3.328
           
 
Directe vastgoedbeleggingen
       
 
Het verloop is als volgt:
       
 
Waarde 1 januari
1.310
 
1.391
 
 
Aankopen
9
 
75
 
 
Verkopen
(7)
 
-
 
 
Waarderingsverschillen en verkoopresultaten
(156)
 
42
 
 
Overige mutaties
116
 
-
 
 
Uitsplitsing vastgoed in ontwikkeling
-
 
(198)
 
 
Waarde 31 december
 
1.272
 
1.310
           
 
Vastgoed in ontwikkeling
       
 
Het verloop is als volgt:
       
 
Waarde 1 januari
198
 
-
 
 
Aankopen
83
 
-
 
 
Verkopen
-
 
-
 
 
Waarderingsverschillen en verkoopresultaten
(23)
 
-
 
 
Overige mutaties
(130)
 
-
 
 
Uitsplitsing vastgoed in ontwikkeling
-
 
198
 
 
Waarde 31 december
 
128
 
198
           
 
Indirecte vastgoedbeleggingen
       
 
Het verloop is als volgt:
       
 
Waarde 1 januari
1.820
 
1.112
 
 
Aankopen
468
 
717
 
 
Verkopen
(15)
 
(17)
 
 
Waarderingsverschillen en verkoopresultaten
(262)
 
8
 
 
Overige mutaties
-
 
-
 
 
Waarde 31 december
 
2.011
 
1.820
 
De directe vastgoedbeleggingen bestaan uit directe vastgoedbeleggingen ad € 1.272 miljoen (2022: € 1.310 miljoen) en vastgoed in ontwikkeling ad € 128 miljoen (2022: € 198 miljoen). Voor 2023 is een verloopoverzicht van vastgoed in ontwikkeling opgenomen. De vergelijkende cijfers voor het verloop­overzicht van 2022 zijn niet voorhanden, deze zijn per einde 2022 uitgesplitst.
De waarde van indirecte vastgoedbeleggingen is inclusief de ultimo 2023 nog te ontvangen dividenden ad € 0,1 miljoen (ultimo 2022: € 0,1 miljoen). Ultimo 2023 staan voor € 631miljoen aan toekomstige
verplichtingen uit in verband met vastgoedbeleggingen (ultimo 2022: € 909 miljoen).  
           
    2023 2022
2
Aandelen
       
 
De post aandelen bestaat uit:
       
           
 
Directe beleggingen
       
 
Beursgenoteerde aandelen
13.975
 
12.371
 
 
Waarde 31 december
 
13.975
 
12.371
           
 
Ultimo 2023 was er € 255 miljoen aan aandelen uitgeleend (2022: € 504 miljoen).
Voor het risico van niet-teruglevering worden adequate zekerheden gevraagd en gekregen. Deze zekerheden (€ 263 miljoen aan staatsobligaties ultimo 2023 en € 522 miljoen ultimo 2022) zijn niet in de balans opgenomen. Het onderpand heeft minimaal rating AA volgens S&P.
De waarde van aandelen is inclusief de ultimo 2023 nog te ontvangen dividenden ad € 16 miljoen (ultimo 2022: € 12 miljoen).
Per 31 december 2023 wordt direct belegd in enkele aangesloten (en beursgenoteerde) ondernemingen. Deze beleggingen zijn met een aandeel van 1,3% (2022: 1,3%) van de totale beleggingen zeer beperkt van omvang. De beleggingen voldoen aan alle beleggingsrichtlijnen van PME (zoals spreiding).
   
           
    2023 2022
 
Directe beleggingen in aandelen
       
 
Het verloop is als volgt:
       
 
Waarde 1 januari
12.371
 
21.451
 
 
Aankopen
3.287
 
2.221
 
 
Verkopen
(3.374)
 
(8.409)
 
 
Waarderingsverschillen en verkoopresultaten
1.687
 
(2.889)
 
 
Overige mutaties
4
 
(3)
 
 
Waarde 31 december
 
13.975
 
12.371
 
Onder overige mutaties is de mutatie in lopende interest meegenomen.
    2023 2022
3
Vastrentende waarden
       
 
De post vastrentende waarde bestaat uit:
       
 
Obligaties
       
 
Directe beleggingen:
Obligaties, leningen op schuldbekentenis en andere waardepapieren
24.752
 
23.709
 
 
Hypothecaire leningen
2.595
 
2.489
 
 
Deposito’s en repo’s
1.905
 
930
 
 
Infrastructuur leningen
810
 
299
 
 
Overige vastrentende waarden
       
 
VGMI (Verzekeringsgroep Metaalindustrie)
877
 
871
 
 
Waarde 31 december
 
30.939
 
28.298
 
Ultimo 2023 was er voor € 1.436 miljoen aan obligaties uitgeleend (2022: € 1.393 miljoen). Voor het risico van niet-teruglevering worden adequate zekerheden gevraagd en verkregen. Deze zekerheden € 1.486 miljoen aan staatsobligaties ultimo 2023 (2022: € 1.447 miljoen) worden niet in de balans opgenomen. Het onderpand heeft minimaal een AA rating volgens S&P.
PME heeft een commitment van € 2.440 miljoen afgegeven inzake het Nederlandse Hypothekenfonds. De commitment heeft een onbepaalde looptijd. Hiervan is tot en met ultimo 2023 € 2.403 miljoen op­­genomen (2022: € 2.388 miljoen). Ultimo 2023 bedroegen de niet in de balans opgenomen beleggings­verplichtingen inzake het bedrijfsleningenfonds € 27 miljoen (ultimo 2022: € 27 miljoen).
   
           
    2023 2022
 
Obligaties, leningen op schuldbekentenis en andere waardepapieren
       
 
Het verloop is als volgt:
       
 
Waarde 1 januari
23.709
 
31.038
 
 
Aankopen
13.351
 
21.200
 
 
Verkopen
(13.339)
 
(23.486)
 
 
Waarderingsverschillen en verkoopresultaten
1.010
 
(5.036)
 
 
Overige mutaties
21
 
(7)
 
 
Waarde 31 december
 
24.752
 
23.709
           
 
Hypothecaire leningen
       
 
Het verloop is als volgt:
       
 
Waarde 1 januari
2.489
 
2.629
 
 
Aankopen
14
 
398
 
 
Verkopen en ontvangen aflossingen
-
 
0
 
 
Waarderingsverschillen en verkoopresultaten
91
 
(536)
 
 
Overige mutaties
1
 
(2)
 
 
Waarde 31 december
 
2.595
 
2.489
 
Beleggingen in hypotheken vinden uitsluitend plaats via participaties in beleggingsfondsen.
Onder overige mutaties is de lopende interest verantwoord.
   
2023
2022
 
Deposito’s en repo’s
       
 
Het verloop is als volgt:
       
 
Waarde 1 januari
930
 
260
 
 
Aankopen
82.880
 
107.501
 
 
Verkopen en ontvangen aflossingen
(81.910)
 
(106.831)
 
 
Waarderingsverschillen en verkoopresultaten
-
 
-
 
 
Overige mutaties
5
 
-
 
 
Waarde 31 december
 
1.905
 
930
 
Onder overige mutaties is de lopende interest verantwoord.    
           
   
2023
2022
 
Infrastructuur leningen
       
 
Het verloop is als volgt:
       
 
Waarde 1 januari
299
 
171
 
 
Aankopen
495
 
164
 
 
Verkopen en ontvangen aflossingen
(7)
 
-
 
 
Waarderingsverschillen en verkoopresultaten
23
 
(36)
 
 
Overige mutaties
-
 
-
 
 
Waarde 31 december
 
810
 
299
 
PME heeft een commitment afgegeven van € 1.300 miljoen inzake infrastructuur leningen (2022: € 1.300 miljoen). Hiervan is in 2023 € 831 miljoen opgenomen (2022: 339 miljoen). Infrastructuur leningen betreft beleggingen in infrastructuur leningen fondsen.    
           
   
2023
2022
 
Overige vastrentende waarden (VGMI)
       
 
Het verloop is als volgt:
       
 
Waarde 1 januari
871
 
1.072
 
 
Aankopen
-
 
-
 
 
Verkopen en ontvangen aflossingen
(66)
 
(75)
 
 
Waarderingsverschillen en verkoopresultaten
72
 
(126)
 
 
Waarde 31 december
 
877
 
871
 
VGMI (Verzekeringsgroep Metaalindustrie) betreft een portefeuille met fictieve leningen met deze VGMI-tegenpartijen. In het contract liggen de karakteristieken van de genoemde fictieve leningen vast, alsmede de voorwaarden waartegen bij rente- en aflossingsbetalingen uitkeringen naar PME plaatsvinden, dan wel leningen doorgerold worden. De rente is daarbij gelijk aan 10 jaar Nederlandse staatsrente met een opslag van 14 basispunten. Overige kenmerken van de portefeuille betreffen:
  • de duratie van de portefeuille is 2,8 jaar (2022: 2,8 jaar);
  • een yield van 3,262% (2022: 4,056%);
  • een kredietopslag van 72 basispunten (2022: 88 basispunten).
De leningen zijn onlosmakelijk aan het VGMI-contract verbonden en niet verhandelbaar.
De waardering wordt aangeleverd door de penvoerder Aegon en bepaald met behulp van een Discounted Cash Flow (DCF) berekening. De verdisconteringscurve wordt geconstrueerd met behulp van publiek verhandelde bedrijfsleningen van financiële instellingen uit representatieve (euro)landen met een naar rato (van de leningen) vergelijkbaar kredietrisico. De Aegon-waardering wordt per kwartaal door middel van een second opinion getest. In tegenstelling tot de Aegon-methodiek wordt bij de second opinion (uitgevoerd door MN) een verdisconteringscurve geconstrueerd op basis van specifieke Credit Default Swap (CDS)-spreads van de moedermaatschappijen. Indien de afwijking groter is dan 5% of omgerekend € 60 miljoen dan wordt een verschillenanalyse uitgevoerd welke wordt voorgelegd aan het Data en Waarderingscomité (DWC).
   
2023
2022
4
Derivaten
       
 
Per 31 december betreft het de volgende posities:
       
 
Positieve derivatenposities opgenomen onder balans activa derivaten
1.756
 
2.178
 
 
Negatieve derivaten opgenomen onder balans passiva derivaten (10)
(6.071)
 
(6.935)
 
 
Saldo positie in derivaten
 
(4.315)
 
(4.757)
           
 
Het verloop is als volgt
       
 
Waarde 1 januari
(4.757)
 
1.451
 
 
Aankopen
-
 
-
 
 
Verkopen
(200)
 
1.433
 
 
Waarderingsverschillen en verkoopresultaten
736
 
(7.612)
 
 
Overige mutaties
(94)
 
(29)
 
 
Waarde 31 december
 
(4.315)
 
(4.757)
 
Derivaten hebben bij aankoop geen waarde. Bij verkoop van een derivaat wordt geld ontvangen of betaald. Een future- contract wordt dagelijks afgerekend. Futures hebben geen financiële waarde en dus geen balanspositie ultimo 2023.
Onder overige mutaties is de mutatie in lopende interest meegenomen.
In het bovenstaande overzicht worden zowel de positieve als de negatieve derivatenposities weergegeven. Derivaten hebben bij aankoop geen waarde. Bij de verkoop van derivaten wordt geld ontvangen of betaald.
De, door middel van derivaten, verkregen posities zijn in de balans gesplitst weergegeven. De positieve posities uit hoofde van derivatencontracten zijn opgenomen onder de post derivaten (als onderdeel van de beleggingen). De negatieve posities zijn opgenomen onder de post derivaten op de passiva zijde van de balans. Per saldo bedragen de totale aan- en verkooptransacties inzake derivaten in 2023 € -200 miljoen (2022: € 1.433 miljoen).
Voor de uitvoering van het beleggingsbeleid maakt PME gebruik van derivaten. Derivaten worden in beginsel defensief gebruikt om risico’s af te dekken, maar afgeleide instrumenten worden ook ingezet om een doeltreffend portefeuillebeheer te vergemakkelijken. Voor wat betreft de risicoafdekking worden derivaten specifiek ingezet ten behoeve van afdekking van het renterisico (rentederivaten) en afdekking van het valutarisico (valutatermijncontracten).
De omvang waarin deze instrumenten zijn ingezet blijkt uit de navolgende tabel, waarin de met betrekking tot de beleggingsportefeuille door middel van derivaten per saldo verkregen posities op balansdatum gespecificeerd naar onderliggende waarde is opgenomen.
 
Beleggingscategorie en soort instrument
(activa en passiva gesaldeerd1)
ultimo 2023
ultimo 2022
   
Nominale waarde2
Markt waarde3
Nominale waarde2
Markt waarde3
 
Vastrentende waarden
       
 
Rentederivaten
42.892
(4.540)
39.790
(4.947)
 
Valuta
       
 
Valutatermijncontracten
13.322
225
11.956
190
 
Overige beleggingen
       
 
Futures Index
33
-
21
-
 
Futures bonds
498
-
248
-
 
Totaal derivaten (per saldo)
 
(4.315)
 
(4.757)
 
1. Het betreft saldo posities van activa en passiva en dus niet de exposure (die in totaal is verantwoord onder derivaten respectievelijk derivaten op de passiva zijde van de balans).
2. De nominale waarde geeft het absolute bedrag aan waarover het contract is afgesloten.
3. De marktwaarde is de waarde als het contract ultimo jaar zou worden verkocht of teruggedraaid.    
           
   
2023
2022
5
Overige beleggingen
       
 
Hieronder zijn begrepen:
       
 
Private Equity
3.680
 
3.470
 
 
Andere overige beleggingen
1.339
 
1.147
 
 
Liquide middelen inzake beleggingen
1.503
 
1.106
 
 
Waarde 31 december
 
6.522
 
5.723
           
 
Private Equity
       
 
Het verloop is als volgt:
       
 
Waarde 1 januari
3.470
 
3.004
 
 
Aankopen
509
 
553
 
 
Verkopen
(385)
 
(343)
 
 
Waarderingsverschillen en verkoopresultaten
86
 
256
 
 
Waarde 31 december
 
3.680
 
3.470
           
 
Andere overige beleggingen
       
 
Het verloop is als volgt:
       
 
Waarde 1 januari
1.147
 
911
 
 
Aankopen
171
 
512
 
 
Verkopen
(46)
 
(340)
 
 
Waarderingsverschillen en ­verkoopresultaten
67
 
64
 
 
Waarde 31 december
 
1.339
 
1.147
 
Onder de andere overige beleggingen zijn beleggingen in infrastructuur (ultimo 2023: € 831 miljoen en ultimo 2022: € 671 miljoen) en bosbouw (ultimo 2023: € 508 miljoen en ultimo 2022: € 476 miljoen) gepresenteerd. Ultimo 2023 bedroegen de niet in de balans opgenomen beleggingsverplichtingen inzake overige beleggingen € 1.846 miljoen (ultimo 2022: € 1.675 miljoen). Deze verplichtingen zijn maximale bedragen die op basis van afgesloten contracten kunnen worden gevraagd te storten. De uiteindelijk hieruit voortvloeiende beleggingen zijn onzeker voor wat betreft werkelijke omvang en moment van opvragen.
 
Liquide middelen inzake beleggingen
Liquide middelen inzake beleggingen betreffen beleggingen in geldmarktfondsen en posities in
rekening-courant bij bancaire instellingen. Het betreffen liquide middelen in verband met beleggingstransacties. De schulden aan kredietinstellingen zijn verantwoord onder de verplichtingen uit hoofde van beleggingen. Het saldo van de liquide middelen inzake beleggingen (actief) en schulden bij bancaire instellingen bedraagt ultimo 2023 € 1.267 miljoen (ultimo 2022: € 745 miljoen).
Beleggingsdebiteuren en beleggingscrediteuren zijn opgenomen onder de overige vorderingen en overlopende activa respectievelijk overige schulden en overlopende passiva.    
   
2023
2022
 
Totaal beleggingen
       
 
Uitgeleende effecten
       
 
Aandelen
255
 
504
 
 
Vastrentende waarden
1.436
 
1.393
 
 
Totaal waarde uitgeleende effecten
 
1.691
 
1.897
 
Het pensioenfonds stelt haar beleggingsportefeuille beschikbaar voor het in bruikleen geven van ­effecten (securities lending). Aandelen en obligaties worden uitgeleend, met uitzondering van de meest kredietwaardige staatsobligaties.
Ter beperking van het risico heeft PME € 1.748 miljoen aan onderpand ontvangen (2022: € 1.968
miljoen). Het onderpand heeft minimaal rating AA volgens S&P. In de volgende tabel is een overzicht ­gegeven van het onderpand per beleggingscategorie:    
           
   
2023
2022
 
Onderpand
       
 
Aandelen
262
 
521
 
 
Vastrentende waarden
1.486
 
1.447
 
     
1.748
 
1.968
 
Relatie jaarrekening en beleggingsbeleid
De beleggingscategorieën zoals opgenomen in de jaarrekening wijken af van de categorieën zoals die worden gehanteerd in het beleggingsbeleid van PME. In de jaarrekening worden de beleggingen
gepresenteerd naar de aard van de financiële instrumenten. In de kerncijfers en het bestuursverslag
worden de beleggingscategorieën gepresenteerd conform de wijze waarop het (strategisch) beleggingsbeleid wordt vormgegeven. Het betreft vooral de toerekening van de derivaten en de liquide middelen. Uiteraard heeft het fonds wel altijd de beschikking over een bepaalde positie in liquide middelen. Voor het beleggings­beleid worden deze liquide posities toegewezen aan de beleggingscategorieën waar wel een strategische weging aan is toegekend. In de jaarrekening zijn de liquide middelen verantwoord onder de overige beleggingen.     

Uit het volgende overzicht blijkt de aansluiting tussen de jaarrekening enerzijds en het beleggingsbeleid anderzijds.

   
Beleggingsbeleid 2023
Jaarrekening 2023
   
vastgoed
aandelen
vastrentend
overig
totaal
 
Vastgoedbeleggingen
3.405
6
-
-
3.411
 
Aandelen
-
13.975
-
-
13.975
 
Vastrentende waarden
-
-
30.939
-
30.939
 
Derivaten op activa zijde balans
-
-
1.756
-
1.756
 
Overige beleggingen
13
3.680
1.490
1.339
6.522
 
Totaal beleggingen voor risico pensioenfonds
3.418
17.661
34.185
1.339
56.603
 
Vorderingen
3
76
5.035
-
5.114
 
Derivaten op passiva zijde balans
-
-
(6.071)
-
(6.071)
 
Verplichtingen
(5)
(20)
1.492
-
(1.517)
 
Totaal
3.416
17.717
31.657
1.339
54.129
             
 
Portefeuillesamenstelling
ultimo 2023
6,3%
32,7%
58,5%
2,5%
100,0%
 
Portefeuillesamenstelling
ultimo 2022
6.7%
32,3%
56,4%
4,6%
100,0%
   
2023
2022
6
Vorderingen en overlopende activa
       
 
Beleggingsdebiteuren
5.114
 
5.404
 
 
Premiedebiteuren
390
 
344
 
 
Vorderingen uit herverzekeringen
1
 
1
 
 
Totaal
 
5.505
 
5.749
           
   
2023
2022
 
Beleggingsdebiteuren
       
 
Onder deze post is opgenomen:
       
 
Vorderingen uit hoofde van onderpand
4.248
 
4.674
 
 
Kortlopende vorderingen
866
 
730
 
 
Totaal
 
5.114
 
5.404
 
De beleggingsdebiteuren betreffen onder andere nog af te wikkelen beleggingstransacties op balansdatum. De hoogte hiervan fluctueert op dagbasis. Deze kortlopende vorderingen zijn enkele dagen na balansdatum afgerekend. De waarde benadert de reële waarde.    
           
   
2023
2022
 
Premiedebiteuren
       
 
De samenstelling per 31 december is als volgt:
       
 
Te vorderen van werkgevers
391
 
344
 
 
Voorziening voor oninbare vorderingen
(1)
 
-
 
     
390
 
344
 
Het verloop van de voorziening voor oninbare vorderingen is als volgt:
       
 
Voorziening 1 januari
-
 
(1)
 
 
Mutatie vanwege oninbaarheid
-
 
-
 
 
Mutatie via staat van baten en lasten
(1)
 
1
 
 
Voorziening 31 december
 
(1)
 
-
 
De post te vorderen premiebijdragen op werkgevers heeft een looptijd korter dan één jaar (2022: korter dan één jaar). De waarde benadert de reële waarde gegeven het kortlopende karakter van deze vorderingen en het feit dat waar nodig een voorziening voor oninbaarheid is gevormd.
 
Vorderingen uit herverzekeringen
De vordering uit herverzekeringen heeft een looptijd langer dan één jaar. De post bestaat uit het
herverzekeringsdeel van de technische voorzieningen. De waarde benadert de reële waarde.    
7
Liquide middelen   
 
De liquide middelen betreffen posities in rekening-courant bij bancaire instellingen inzake pensioen­activiteiten. Alle tegoeden zijn direct invorderbaar en staan geheel ter vrije beschikking. PME heeft een ongebruikte (intraday) kredietfaciliteit bij de ING bank voor een totaalbedrag van € 100 miljoen.
     
 
Passiva
2023
2022
8
Stichtingskapitaal en reserves
       
 
Het verloop van de algemene reserve is als volgt:
       
 
Stand per 1 januari
4.670
 
4.953
 
 
Mutatie saldo baten en lasten
37
 
(283)
 
 
Stand per 31 december
 
4.707
 
4.670
 
Bestemming van het saldo van baten en lasten
Ten aanzien van de bestemming van het saldo van baten en lasten is geen bepaling opgenomen in de statuten van het fonds. Het voorstel voor de verdeling van het fondsresultaat 2023 is opgenomen onder de staat van baten en lasten. Voorgesteld wordt het resultaat € 37 miljoen toe te voegen aan de algemene reserve. Dit voorstel is verwerkt in de balans.

Vermogen
Ultimo 2023 bedraagt het pensioenvermogen van het fonds € 54.646 miljoen (2022: € 49.747miljoen). Op basis hiervan kan de dekkingsgraad als volgt worden berekend:    
   
2023
2022
 
Vermogen t.b.v. de dekkingsgraad
 
54.646
 
49.747
 
Totaal technische voorzieningen
 
49.939
 
45.077
 
Dekkingsgraad per 31 december
 
109,4%
 
110,4%
 
De beleidsdekkingsgraad per 31 december 2023 bedraagt 113,3% (2022: 111,7%). De beleids­dekkingsgraad is vastgesteld als het gemiddelde van de dekkingsgraden van de 12 maandeinden over de periode januari tot en met december. Dit betekent dat er wordt voldaan aan het minimaal vereiste vermogen van 104,4% (2022: 104,3%). Aangezien de beleidsdekkingsgraad nog lager is dan het
vereist vermogen, is de vermogenspositie van het pensioenfonds te karakteriseren als een reserve­tekort.    
           
   
2023
2022
 
Solvabiliteit
 
%
 
%
 
Aanwezig eigen vermogen
4.707
9,4%
4.670
10,4
 
Minimaal vereist eigen vermogen
2.175
4,4%
1.958
4,3
 
Vereist eigen vermogen
9.523
19,1%
8.947
19,8
 
De berekening van het vereist eigen vermogen is gebaseerd op het standaard model.
   
 
Ontwikkelingen met betrekking tot de dekkingsgraad    
   
2023
2022
 
Ontwikkeling dekkingsgraad (in procenten)
%
%
%
%
 
Dekkingsgraad per 1 januari
 
110,4
 
108,3
 
Sturingsmiddelen
       
 
Premie
0,4
 
(1,1)
 
 
Uitkeringen
0,3
 
0,2
 
 
Toeslagen
(3,7)
 
(5,8)
 
 
Beleggingen
5,6
 
(24,6)
 
 
Overige effecten
       
 
Wijziging uit hoofde van overdracht en rechten
(0,1)
 
0,1
 
 
Rentetermijnstructuur
(3,6)
 
49,2
 
 
Schattingswijziging/resultaat op actuariële uitgangspunten
(0,1)
 
(0,8)
 
 
Overige oorzaken
0,2
 
(15,1)
 
 
Dekkingsgraad per 31 december
 
109,4
 
110,4
 
Herstelplan
Onze beleidsdekkingsgraad is sinds 1 januari 2015 lager dan de vereiste dekkingsgraad. Op 31 december 2023 is de vereiste dekkingsgraad 119,1% (2022: 119,8%). Daarmee is sprake van een reservetekort en moeten wij een herstelplan opstellen. Zolang sprake is van een reservetekort, wordt het herstelplan jaarlijks geactualiseerd.

Ook in 2023 actualiseerden wij het herstelplan. DNB keurde dit plan ongewijzigd goed op 23 mei 2023. Uit het herstelplan blijkt dat wij binnen de gestelde maximale termijn van tien jaar beschikken over de vereiste dekkingsgraad. Wij rekenen in het herstelplan met de maximale wettelijk toegestane rendementsparameters. DNB beoordeelde het herstelplan als concreet en haalbaar en stemde met het plan in. Aangezien eind 2023 de dekkingsgraad nog steeds onder het vereiste niveau van 119,1% ligt, wordt in 2024 het herstelplan van PME opnieuw geactualiseerd en uiterlijk op 1 oktober 2024 bij DNB ingediend.
9
Technische voorzieningen  
 
Voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds
   
   
2023
2022
 
Voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds per groep van deelnemers
aantal
bedrag
x € 1 mln
aantal
bedrag
x € 1 mln
 
De voorziening is als volgt:
       
 
Actieve deelnemers
183.003
20.778
174.425
18.369
 
Gewezen deelnemers
272.917
10.592
270.087
9.833
 
Pensioengerechtigden
168.012
18.564
168.054
16.871
 
Totaal 31 december
623.932
49.934
612.566
45.073
           
   
2023
2022
 
Ontwikkeling voorziening pensioen­verplichtingen voor risico pensioenfonds
       
 
De ontwikkeling is als volgt:
       
 
Voorziening per 1 januari
 
45.073
 
59.326
 
Pensioenopbouw
1.633
 
2.284
 
 
Toeslagverlening
1.560
 
3.369
 
 
Interesttoevoeging
1.495
 
(297)
 
 
Onttrekking voor pensioenuitkeringen en
pensioenuitvoeringskosten
(1.487)
 
(1.361)
 
 
Wijziging marktrente
1.679
 
(18.577)
 
 
UFR-wijziging
(161)
 
61
 
 
Inkoop voorwaardelijke aanspraken
-
 
-
 
 
Wijziging uit hoofde van waardeoverdrachten
88
 
(55)
 
 
Schattingswijzigingen
20
 
396
 
 
Overige mutaties
34
 
(73)
 
 
Totaal mutatie voorziening pensioenverplichtingen
 
4.861
 
(14.253)
 
Voorziening 31 december
 
49.934
 
45.073
 
Pensioenopbouw
Onder pensioenopbouw is opgenomen de actuarieel berekende waarde van de diensttijdopbouw.
Dit is het effect op de voorziening pensioenverplichtingen van de in het verslagjaar opgebouwde ­nominale aanspraken op ouderdomspensioen en partnerpensioen. Verder is hierin begrepen het
effect van de individuele salarisontwikkeling. Er wordt geen rekening gehouden met toekomstige ­salarisontwikkelingen en/of toeslagverlening.

Toeslagverlening
De voorziening is ultimo jaar verhoogd met de toeslagen die gedurende het boekjaar of primo het
volgende verslagjaar zijn toegekend. De toeslagen worden toegepast indien en voor zover de middelen van het fonds dit naar het oordeel van het bestuur toelaten. Jaarlijks neemt het bestuur hieromtrent een besluit. In het boekjaar is besloten, gebruikmakend van de versoepelde wet- en regelgeving zoals in 2023 van toepassing (Algemene Maatregel van Bestuur), om per 1 januari 2024 een toeslag te ­verlenen van 3,26% over de opgebouwde pensioenaanspraken en -rechten van alle deelnemers.
De pensioenverplichtingen als gevolg van toeslagverlening stijgen met € 1.560 miljoen. In 2022 zijn
de pensioenen voor alle deelnemers twee keer verhoogd met 1,29% per 1 juli 2022 en 6,20% per 1 januari 2023.

Interesttoevoeging
De pensioenverplichtingen zijn opgerent met 3,264% (2021: -0,486%) op basis van de éénjaarsrente van de DNB-curve aan het begin van het verslagjaar, wat overeenkomst met een bedrag van € 1.495 miljoen.    
 
Onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten
Vooraf wordt een actuariële berekening gemaakt van de toekomstige pensioenuitvoeringskosten (met name excassokosten) en pensioenuitkeringen die in de voorziening pensioenverplichtingen worden opgenomen. Deze post betreft de vrijval ten behoeve van de financiering van de kosten en uitkeringen van het verslagjaar.
 
Wijziging marktrente
Per 31 december 2023 is de voorziening pensioenverplichtingen berekend met de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur. De daarvan afgeleide gemiddelde fondsspecifieke interne rekenrente bedraagt ultimo 2023 2,31% (2022: 2,55%).    
 
UFR wijziging
In juni 2019 heeft de Commissie Parameters een aangepaste UFR-methode geadviseerd. Dit heeft een verhogend effect op de technische voorziening. DNB heeft besloten om de aangepaste UFR-parameters stapsgewijs in te voeren, waarmee de invloed van de UFR wordt gespreid. De eerste twee stappen zijn verwerkt in 2021 en 2022. DNB heeft eind 2022 besloten om op basis van het nieuwe advies van de Commissie Parameters 2022 de laatste twee stappen over te slaan en per 1 januari 2023 in een keer over te gaan op de door die commissie geadviseerde nieuwe UFR-methode. Deze wijziging is
in boekjaar 2023 verantwoord. De aangepaste UFR-methode leidt tot een daling op de technische voorziening van € 161 miljoen, dit is berekend per 31 december 2023. Het effect op de dekkingsgraad per 31 december 2023 is 0,4%-punt (positief).

Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten
In 2023 is € 159 miljoen toegevoegd aan de voorziening pensioenverplichtingen en € 71 miljoen ­onttrokken.

Wijzigingen actuariële grondslagen
De volgende schattingswijzigingen in de actuariele grondslagen hebben in 2023 plaatsgevonden:
  • Het fonds heeft voor de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen (VPV) de onvoorwaardelijke verhoging van het pensioengrondslag van arbeidsongeschikten verhoogd van 2,00% naar 2,75%. De voorziening pensioenverplichtingen (VPV) is met € 23 miljoen toegenomen. Het effect op de dekkingsgraad op 31 december 2023 is -0,1%-punt.
  • Het fonds heeft met ingang van 1 januari 2024 het opbouwpercentage verhoogd van 1,815% naar 1,875%. Hierdoor stijgt de toekomstige pensioenopbouw van arbeidsongeschikten. De stijging van de franchise per 1 januari 2024 zorgt voor een daling van de toekomstige opbouw. De voorziening pensioenverplichtingen (VPV) is met € 3 miljoen afgenomen. Het effect op de dekkingsgraad op 31 december 2023 is 0,0%.

Overige mutaties
De overige mutaties bestaan uit het resultaat op kanssystemen bij sterfte (€ -31 miljoen), arbeids­ongeschiktheid (€ 24 miljoen) en mutaties (€ 41 miljoen).    
           
10
Spaarfonds gemoedsbezwaarden  
 
Spaarfonds gemoedsbezwaarden heeft een waarde van € 5 miljoen (2022: € 4 miljoen).    
           
   
2023
2022
11
Derivaten
       
 
Onder deze post zijn opgenomen:
       
 
Verplichtingen inzake derivaten
6.071
 
6.935
 
 
Totaal
 
6.071
 
6.935
 
De derivaten bestaan uit posities die conform de eisen van RJ610 onder de passiva worden verantwoord, omdat de producten een negatieve marktwaarde hebben.    
           
   
2023
2022
12
Overige schulden en overlopende passiva
       
 
Onder deze post zijn opgenomen:
       
 
Beleggingscrediteuren
1.517
 
1.095
 
 
Verschuldigde loonheffing
29
 
26
 
 
Diverse schulden en overlopende passiva
4
 
2
 
 
Totaal
 
1.550
 
1.123
           
 
Beleggingscrediteuren
2023
2022
 
Onder deze post zijn opgenomen:
       
 
Verplichtingen uit hoofde van onderpand
398
 
133
 
 
Kortlopende schulden
883
 
601
 
 
Bancaire instellingen
236
 
361
 
     
1.517
 
1.095
 
De onder beleggingscrediteuren opgenomen kortlopende schulden en bancaire instellingen vloeien voort uit de beleggingsactiviteiten.
De post verschuldigde loonheffing betreft de nog af te dragen loonheffing, die maandelijks achteraf overgemaakt wordt naar de belastingdienst. De post diverse schulden en overlopende passiva heeft een looptijd korter dan één jaar (2022: korter dan één jaar). De waarde benadert de reële waarde gegeven het kortlopende karakter van de schulden en overlopende passiva. Verplichtingen uit hoofde van onderpand zijn door PME ontvangen onderpand, ter afdekking van positieve derivaten posities.
De onderpand posities zijn in lijn met de af te dekken waarde van de derivaten.
Arrow-prev Arrow-next