JAARREKENING 2023 |
Een belangrijk risico voor het fonds betreft het solvabiliteitsrisico, ofwel het risico dat het fonds niet beschikt over voldoende vermogen ter dekking van de pensioenverplichtingen. Indien de solvabiliteit van het fonds zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat er geen ruimte is voor (volledige) toeslagverlening en dat er geen volledige uitkering mogelijk is.
Wettelijk moet er een toereikende algemene reserve zijn voor het opvangen van tegenvallers. Die tegenvallers kunnen te maken hebben met de ontwikkeling van rente en koersen op de financiële markten, en met actuariële zaken (zoals de levensverwachting van deelnemers).
De Nederlandsche Bank (DNB) heeft als toezichthouder een standaardmethode vastgesteld om te toetsen of in het fonds voldoende vermogen aanwezig is om beschermd te zijn tegen genoemde risico’s. In de standaardmethode wordt elk risico omgerekend naar een bepaalde vermogenseis. De combinatie van deze factoren geeft de vereiste solvabiliteit ofwel het vereist eigen vermogen. Omdat de risico’s onderling gecorreleerd zijn - sommige risico’s zullen zich simultaan manifesteren terwijl andere risico’s dat nu juist niet doen - vindt nog een aftrek vanwege diversificatie plaats.
Onderstaande tabel laat de uitkomsten zien van het standaard risicomodel voor PME:
Vereist eigen vermogen (x € 1 miljoen) |
||
Solvabiliteit (na iteratie) |
||
ultimo 2023 |
ultimo 2022 |
|
Risicofactor |
Strategischemix |
Strategischemix |
S1 Renterisico (inclusief inflatie) |
2.236 |
2.243 |
S2 Aandelen- en vastgoedrisico |
6.847 |
6.298 |
S3 Valutarisico |
1.786 |
1.599 |
S4 Grondstoffenrisico |
516 |
469 |
S5 Kredietrisico |
2.024 |
1.987 |
S6 Verzekeringstechnisch risico |
1.223 |
1.108 |
S7 Liquiditeitsrisico |
- |
- |
S8 Concentratierisico |
- |
- |
S9 Operationeel risico |
- |
- |
S10 Actief (beheer) risico |
135 |
102 |
Subtotaal van alle risico’s |
14.767 |
13.806 |
Diversificatie effect |
(5.244) |
(4.859) |
Vereist eigen vermogen (VEV) |
9.523 |
8.947 |
Aanwezig algemene reserve |
4.707 |
4.670 |
Verschil tussen aanwezig eigen vermogen en vereist eigen vermogen |
(4.816) |
(4.277) |
Vereist eigen vermogen (% van technische voorzieningen) |
||
ultimo 2023 |
ultimo 2022 |
|
Feitelijke asset mix |
19,4% |
20,3% |
Strategische asset mix |
19,1% |
19,8% |
De vermogenspositie van het pensioenfonds kan worden gekarakteriseerd als een reservetekort, het eigen vermogen is lager dan het vereist eigen vermogen. Daarvoor moet PME een herstelplan opstellen en indienen bij de DNB. Hierin staat hoe PME verwacht binnen een periode van tien jaar tot het vereist eigen vermogen te komen. DNB beoordeelt het herstelplan op haalbaarheid.
Het renterisico is het risico dat de waarden van de vastrentende beleggingen en de pensioenverplichtingen zich verschillend ontwikkelen als gevolg van veranderingen in de marktrente. In de uitvoering van de renteafdekking wordt gestuurd op de marktrente. Het beoogde niveau per eind 2023 is 57,5% (2022: 55%). In het strategisch beleggingsbeleid 2020-2025 wordt de renteafdekking stapsgewijs verhoogd naar 60%. Bij de berekening van S1 voor het strategische VEV wordt uitgegaan van deze 60%.
Renteafdekking |
||
ultimo 2023 |
ultimo 2022 |
|
Betreft |
marktwaarde |
marktwaarde |
Beoogde renteafdekking |
57,5% |
55,0% |
Bandbreedte |
55%-60% |
52,5%-57,5% |
Werkelijke renteafdekking |
56,7% |
53,2% |
Het verschil in rentegevoeligheid tussen de beleggingen en de verplichtingen kan ook zichtbaar worden gemaakt door de invloed op de dekkingsgraad van een parallelle renteschok van 100 basispunten (= één procentpunt).
Gevoeligheid dekkingsgraad voor verandering in de marktrente (x 1 € miljoen) |
|||
Renteschok |
1% daling |
ultimo 2023 |
1% stijging |
Vermogen t.b.v. de dekkingsgraad |
60.378 |
54.646 |
49.172 |
Pensioenverplichtingen |
60.217 |
49.939 |
42.126 |
Dekkingsgraad |
100,3% |
109,4% |
116,7% |
Gevoeligheid dekkingsgraad voor verandering in de marktrente (x 1 € miljoen) |
|||
Renteschok |
1% daling |
ultimo 2022 |
1% stijging |
Vermogen t.b.v. de dekkingsgraad |
54.664 |
49.747 |
45.062 |
Pensioenverplichtingen |
52.621 |
45.077 |
38.528 |
Dekkingsgraad |
103,9% |
110,4% |
117,0% |
De rentegevoeligheid kan worden gemeten door middel van de duration. De duration is een maat voor de gewogen gemiddelde resterende looptijd van de kasstromen in jaren. Indien de duration van de beleggingen niet ‘matcht’ met en lager is dan de duration van de pensioenverplichtingen, betekent dit dat de pensioenverplichtingen gevoeliger zijn voor renteveranderingen dan de beleggingen.
Ultimo 2023 bedraagt de modified duration bijdrage van de beleggingsportefeuille zonder derivaten 2,7 jaar (2022: 3,0 jaar) . De modified duration van de pensioenverplichtingen bedraagt 18,4 jaar (2022: 18,5 jaar). Met inachtneming van de verhouding van de beleggingen ten opzichte van de verplichtingen, is er sprake van een ‘duration mismatch’. Dit houdt in dat de waarde van de verplichtingen gevoeliger is voor renteontwikkelingen dan de waarde van de beleggingen. Door middel van rentederivaten met in totaal een duration bijdrage van 6,8 jaar is de duration bijdrage van de totale beleggingen verlengd van 2,8 tot 9,6 jaar. Hierdoor wordt het risico op een daling van de dekkingsgraad voortvloeiend uit een rentedaling verkleind.
In de tabel is de duration bijdrage van de vastrentende waarden voor en na rentederivaten en de duration bijdrage van de rentederivaten opgenomen. Door middel van rentederivaten wordt de duration bijdrage van de vastrentende waarden verlengd.
Modified duration bijdrage balanspositie |
||
ultimo 2023 |
ultimo 2022 |
|
Beleggingen exclusief rentederivaten |
2,8 |
3,0 |
Rentederivaten |
6,8 |
6,1 |
Beleggingen inclusief rentederivaten |
9,6 |
9,1 |
Pensioenverplichtingen |
18,4 |
18,5 |
Het aandelen- en vastgoedrisico (marktrisico) is het risico dat de waarde van deze zakelijke waarden verandert als gevolg van veranderingen in de desbetreffende marktprijzen.
De fondsportefeuille bevat zowel beursgenoteerde aandelen als niet-beursgenoteerde beleggingen (o.a. Private Equity en Infrastructuur). Het aandelenrisico wordt voornamelijk gemitigeerd door het diversifiëren van de beleggingsportefeuille ofwel het spreiden van de beleggingen over sectoren en regio’s. De volgende tabel geeft weer de spreiding van de aandelenportefeuille van PME naar regio’s.
Regionale verdeling aandelen en deelnemingen (x € 1 miljoen) |
||
ultimo 2023 |
ultimo 2022 |
|
Aandelen Europa |
2.630 |
2.460 |
Aandelen Noord Amerika |
7.977 |
6.671 |
Aandelen Verre Oosten |
1.096 |
1.149 |
Aandelen Emerging Markets |
2.272 |
2.091 |
Totaal |
13.975 |
12.371 |
De vastgoedbeleggingen van PME zijn deels direct en deels indirect. Het betreft voor 50,8% (2022: 56,1%) beleggingen in Nederland. Deze beleggingen in Nederland zijn vervolgens verspreid over verschillende soorten vastgoedbeleggingen. Uit de onderstaande tabel blijkt de spreiding van de vastgoedportefeuille naar binnen- en buitenland.
Verdeling vastgoed naar binnen- en buitenland (x € 1 miljoen) |
||
ultimo 2023 |
ultimo 2022 |
|
Direct / indirect |
||
Direct vastgoed |
1.272 |
1.310 |
Direct vastgoed in ontwikkeling |
128 |
198 |
Indirect vastgoed |
2.011 |
1.820 |
Totaal |
3.411 |
3.328 |
Binnen- en buitenland |
||
Nederland |
1.734 |
1.866 |
Europa (exclusief Nederland) |
1.428 |
1.259 |
Verenigde Staten |
247 |
201 |
Verre Oosten |
- |
- |
Overig |
3 |
2 |
Totaal |
3.411 |
3.328 |
Spreiding direct vastgoed naar sector (x € 1 miljoen) |
||||
ultimo 2023 |
ultimo 2023 |
ultimo 2022 |
ultimo 2022 |
|
Woningen |
1.395 |
100% |
1.502 |
100% |
Winkels |
5 |
0% |
6 |
0% |
Totaal |
1.400 |
100% |
1.508 |
100% |
In het standaard risicomodel wordt een standaard schok gebruikt om de benodigde buffer voor het aandelen- en vastgoedrisico te bepalen. Deze standaard schok is gebaseerd op een 30% daling voor de aandelen van ontwikkelde markten, een 40% daling voor aandelen opkomende markten, 40% voor niet beursgenoteerde aandelen en 15% voor direct vastgoed. Het effect op de dekkingsgraad van een dergelijke schok op de feitelijke portefeuille wordt hierna weergegeven. In de schok op aandelen wordt ook de schok op private equity, infrastructuur en beursgenoteerd vastgoed meegenomen.
Gevoeligheid dekkingsgraad voor standaardschok aandelen en vastgoed (x € 1 miljoen en percentages) |
||||
daling |
ultimo 2023 |
daling |
ultimo 2022 |
|
Aandelen beursgenoteerd vastgoed en private equity |
6.223 |
97,0% |
5.571 |
98,0% |
Niet beursgenoteerd vastgoed |
579 |
108,3% |
579 |
109,1% |
Het valutarisico betreft het risico dat de waarde van de beleggingen en de verplichtingen vermindert als gevolg van veranderingen van vreemde valutakoersen. Aangezien de pensioenverplichtingen van PME in euro luiden en een aanzienlijk deel van de beleggingsportefeuille in vreemde valuta, loopt PME valutarisico. Het strategisch beleid van het fonds is om valutaposities in de Amerikaanse dollar voor 75% af te dekken en de valutaposities in de Japanse yen en het Britse pond volledig af te dekken. De overige valutaexposures worden niet afgedekt, maar binnen de restricties van de beleggingsmandaten kunnen aangestelde vermogensbeheerders valutarisico’s eventueel wel (deels) afdekken. Per 31 december 2023 hadden de derivatenposities in de overige valuta een contractomvang van € 13.322 miljoen (2022: € 11.956 miljoen) en een reële waarde van afgerond € 226 miljoen (2022: € 190 miljoen).
De valuta-afdekking via valutaderivaten is als volgt te specificeren:
Valuta-afdekking (x € 1 miljoen) |
|||||
Valutaderivaten |
|||||
ultimo 2023 |
ultimo 2022 |
||||
voor valutahedge |
valuta-derivaten |
na valutahedge |
reële waarde |
reële waarde |
|
Euro |
60,5% |
22,2% |
82,7% |
221 |
185 |
Amerikaanse Dollar |
26,5% |
-19,1% |
7,4% |
13 |
10 |
Britse Pond |
1,8% |
-2,4% |
-0,6% |
- |
- |
Japanse Yen |
1,2% |
-1,2% |
0,0% |
- |
- |
Overige valuta |
10,0% |
0,5% |
10,5% |
(8) |
(5) |
Totaal |
100,0% |
0,0% |
100,0% |
226 |
190 |
Valutakoersen |
||
ultimo 2023Slotkoers |
ultimo 2022Slotkoers |
|
EUR/GBP |
0,86655 |
0,88725 |
EUR/JPY |
155,7336 |
140,8183 |
EUR/USD |
1,1047 |
1,0672 |
In het standaard risicomodel wordt een standaard schok gebruikt om de benodigde buffer voor het valutarisico te bepalen. Deze standaard schok is gebaseerd op een 20% daling voor ontwikkelde valuta en 35% daling voor opkomende valuta. Het effect op de dekkingsgraad van een dergelijke schok op de feitelijke portefeuille wordt hierboven weergegeven.
Gevoeligheid dekkingsgraad voor standaardschok valuta (x € 1 miljoen) |
||||
daling |
ultimo 2023 |
daling |
ultimo 2022 |
|
Valuta |
1.736 |
105,9% |
1.590 |
106,8% |
De categorie grondstoffen bevat de beleggingen in bosbouw, welke bestaan uit participaties in een beleggingsfonds. Het grondstoffenrisico betreft het risico van prijsfluctuaties in de onderliggende waarde in het beleggingsfonds.
In het standaard risicomodel wordt een standaard schok gebruikt om de benodigde buffer voor het grondstoffenrisico te bepalen. Deze standaard schok is gebaseerd op een 35% daling voor de grondstoffen. Het effect op de dekkingsgraad van een dergelijke schok op de feitelijke portefeuille wordt hieronder weergegeven. Onder deze categorie valt alleen het product Bosbouw.
Gevoeligheid dekkingsgraad voor standaardschok grondstoffen (x € 1 miljoen en percentages) |
||||
daling |
ultimo 2023 |
daling |
ultimo 2022 |
|
Grondstoffen |
178 |
109,1% |
169 |
110,0% |
Kredietrisico is het risico van financiële verliezen voor PME als gevolg van het feit of de kans dat een tegenpartij in gebreke blijft om aan haar verplichtingen te voldoen, bijvoorbeeld als gevolg van faillissement of betalingsonmacht. Dit kunnen verplichtingen zijn tot het betalen van rente, maar het kan ook om de terugbetaling van de uitgeleende bedragen zelf gaan. Voor PME betreft het voornamelijk de beleggingen in obligaties en leningen. Het kredietrisico wordt gemitigeerd door spreiding van de vastrentende waarden over regio’s, sectoren en uitgevende emittenten. De samenstelling van de vastrentende waarden is in de tabel samengevat.
Samenstelling vastrentende waarden (x € 1 miljoen) |
||||
ultimo 2023credit spread1) |
ultimo 2023modified spread duration |
ultimo 2023 |
ultimo 2022 |
|
Matchingsportefeuille |
||||
Deposito’s |
- |
- |
1.905 |
930 |
Kortlopende staatsobligaties |
(0,2%) |
0,5 |
5.264 |
5.535 |
Langlopende staatsobligaties |
(0,1%) |
16,5 |
5.405 |
4.925 |
Non Euro Staatsobligaties |
- |
- |
- |
- |
Bedrijfsobligaties Euro |
0,8% |
4,5 |
6.273 |
5.782 |
Bedrijfsobligaties USD |
(0,8%) |
4,5 |
1.918 |
1.830 |
Onderhandse leningen |
- |
- |
- |
- |
Hypotheken |
1,5% |
7,2 |
2.595 |
2.489 |
VGMI |
0,7% |
2,8 |
877 |
871 |
Returnportefeuille |
||||
High Yield Europa |
2,0% |
3,1 |
1.364 |
1.208 |
High Yield US |
0,8% |
3,9 |
1.247 |
1.125 |
Emerging Markets obligaties |
1,0% |
6,8 |
3.263 |
3.272 |
Bedrijfsleningenfonds |
2,7% |
2,6 |
18 |
31 |
Infrastructuur leningen |
2,0% |
5,8 |
810 |
300 |
Totaal |
30.939 |
28.298 |
||
1 Credit spread is de opslag op de risicovrije rentevoet. Hoe hoger de credit spread (hoe hoger de opslag), hoe meer kredietrisico de markt heeft ingeprijsd op de tegenpartij. |
PME belegt in particuliere hypotheken. De belegging in woninghypotheken geschiedt middels participaties in twee fondsen, het Particuliere Hypothekenfonds van Syntrus Achmea en het Nederlandse Hypothekenfonds (NHF) van DMFCO. Bij het beleggen in particuliere hypotheken wordt het kredietrisico zoveel mogelijk beperkt door het zwaartepunt van de portefeuilles te leggen op hypotheken met een Nationale Hypotheken Garantie (NHG) of met een Loan to Value (LTV) van maximaal 90%. Er is gekozen voor 90% omdat PME bij een hogere LTV ook meer wordt blootgesteld aan onderpandrisico. Dit is niet gewenst, omdat PME door haar eigen vastgoedportefeuille al onderpandrisico in de portefeuille heeft. Per jaareinde had 18% (2022: 19%) van het particuliere Hypothekenfonds een NHG en 23% (2022: 21%) van de NHF portefeuille een NHG.
PME heeft voor € 2.440 miljoen aan het NHF gecommitteerd. Dit commitment heeft een looptijd voor onbepaalde tijd. Ultimo 2023 heeft PME voor in totaal € 2.403 miljoen (2022: € 2.388 miljoen) gestort in het NHF. Ultimo 2023 is de marktwaarde van PME in het Nederlands Hypothekenfonds in totaal € 2.307 miljoen (2022: € 2.201 miljoen).
Van de marktwaarde betreft € 2.274 miljoen (2022: € 2.174 miljoen) aan PME verstrekkende hypothecaire geldleningen, het verschil betreft voornamelijk liquiditeiten.
Het kredietrisico wordt primair beperkt door te beleggen in bedrijven en landen met een hoge kredietwaardigheid. In de volgende tabel is de verdeling naar kredietwaardigheid weergegeven zoals deze door internationale rating agencies wordt toegekend. Het betreft de portefeuille vastrentende waarden.
Kredietwaardigheid portefeuille vastrentende waarden |
||
Rating categorie S&P |
ultimo 2023 |
ultimo 2022 |
AAA |
30% |
30% |
AA |
12% |
14% |
A |
17% |
16% |
BBB |
24% |
24% |
< BBB |
12% |
13% |
Geen rating |
5% |
3% |
Totaal |
100% |
100% |
De categorie ‘Geen rating’ betreft een deel van de hypothekenportefeuille en heeft voor 100% betrekking op particuliere hypotheken (2022: 100%). Voor toezichtseisen wordt voor particuliere hypotheken gerekend met afgeleide rating volgens de methodiek van rating agency Fitch.
Een laatste vorm van kredietbescherming speelt bij zogeheten ‘over the counter’ (OTC) derivaten. Dit zijn financiële instrumenten waarbij een afspraak wordt gemaakt met een tegenpartij zonder tussenkomst van een beursinstantie. De marktwaarde van OTC derivaten is niet gegarandeerd. Er is sprake van een kredietrisico tussen beide partijen. Dit risico wordt beperkt door zogeheten ‘collateral’ (onderdeel van onderpanduitwisselingsovereenkomst / Credit Support Annexen-overeenkomst) waarbij liquide middelen of obligaties worden gebruikt als onderpand ter bescherming tegen het kredietrisico en limieten per counterparty om OTC-transacties mee te mogen doen.
Derivaten versus onderpanduitwisselingsovereenkomsten (CSA) (x € 1 miljoen) |
||||
ultimo 2023 |
ultimo 2022 |
|||
Derivatenposities |
1.756 |
2.178 |
||
Verplichtingen inzake derivaten |
(6.071) |
(6.935) |
||
Totaal derivatenposities |
(4.315) |
(4.757) |
||
Totaal uitgegeven liquide middelen |
4.248 |
4.674 |
||
Totaal ontvangen liquide middelen |
(398) |
(132) |
||
Totaal uitgegeven obligaties* |
786 |
744 |
||
Totaal ontvangen obligaties |
(1) |
- |
||
Totaalpositie uit hoofde van onderpand |
4.635 |
5.286 |
||
Resteert |
320 |
529 |
||
* De uitgegeven obligaties zijn niet op balans opgenomen. |
In het standaard risicomodel wordt een standaard schok gebruikt om de benodigde buffer voor het kredietrisico te bepalen. Deze standaard schok is gebaseerd op een stijging van de kredietopslag voor elke lening. Afhankelijk van de credit rating bedraagt de opslag tussen de 0,60% en de 5,30%. Het effect op de dekkingsgraad van een dergelijke schok op de feitelijke portefeuille wordt hierna weergegeven.
Gevoeligheid dekkingsgraad voor standaardschok krediet (x € 1 miljoen en percentages) |
||||
daling |
ultimo 2023 |
daling |
ultimo 2022 |
|
Krediet |
1.996 |
105,4% |
1.909 |
106,1% |
Het verzekeringstechnisch risico bestaat uit risico’s van negatieve resultaten op de verzekeringstechnische (actuariële) grondslagen die worden gebruikt voor de vaststelling van de technische voorzieningen en de hoogte van de premie.
PME keert ouderdoms- en partnerpensioen levenslang uit. Daarom is de gemiddelde levensverwachting van de actieve deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden een zeer belangrijk gegeven voor het fonds. De levensverwachting van de Nederlandse bevolking is de afgelopen decennia gestaag omhoog gegaan. PME houdt rekening met deze ontwikkeling en de verwachte trend van een toename van de toekomstige levensverwachting door de omvang van de verwachte uitkeringen steeds af te stemmen op recente informatie inzake de levensverwachting. Daarnaast doet PME regelmatig onderzoek naar de sterfteontwikkeling binnen de deelnemerspopulatie van PME.
Omdat de pensioenregeling een pensioenrichtleeftijd van 68 jaar geldt, is in de onderstaande tabel de ontwikkeling in de laatste vijf jaar opgenomen van de verwachte gemiddelde levensduur voor een 68-jarige:
Actuariële grondslagen PME verwachte levensduur |
|||||
68-jarige |
2023 |
2022 |
2021 |
2020 |
2019 |
Man |
86,7 |
86,6 |
86,5 |
86,4 |
86,7 |
Vrouw |
88,6 |
88,4 |
88,2 |
88,1 |
88,4 |
In 2023 is de verwachte levensduur voor de 68-jarige mannen en vrouwen gestegen. De lichte stijging is inherent aan de ontwikkeling binnen de prognosetafels. Een ander verzekeringstechnisch risico is het indexatierisico. Het bestuur van het fonds heeft de ambitie om de pensioenen te indexeren op basis van een ex-ante maatstaf, zijnde de CPI-prijsindex. De mate waarin dit kan worden gerealiseerd is afhankelijk van de ontwikkelingen in rente, rendement, looninflatie en demografie. Uitdrukkelijk wordt opgemerkt dat de indexatietoezegging voorwaardelijk is. PME draagt alle risico’s voor de verplichte regeling en de aanvullende regelingen voor eigen rekening.
Liquiditeitsrisico is het risico dat het fonds over onvoldoende liquiditeiten beschikt om aan haar verplichtingen te kunnen voldoen. Omdat de inkomende geldstroom in de vorm van premies en directe beleggingsopbrengsten de uitgaande geldstroom in de vorm van uitkeringen en kosten ver te boven gaat, is het liquiditeitsrisico van het fonds zeer beperkt. Op korte termijn bestaat wel het risico dat bij extreme marktontwikkelingen de contractuele bijstortingsverplichtingen uit hoofde van derivatenposities kunnen leiden tot een vraag naar liquide middelen. PME heeft voor dit risico een aantal risico-mitigerende maatregelen genomen, zoals het aanhouden van een strategische buffer van liquide middelen en het maken van afspraken met tegenpartijen tot het uitwisselen van obligaties als onderpand, waarmee de kans op gedwongen verkoop van beleggingen wordt beperkt. Het beleid van PME blijft er vooralsnog op gericht de hoeveelheid illiquide beleggingen op een adequate manier te beheersen. Vandaar dat er geen additionele buffers worden aangehouden in de solvabiliteitstoets.
Concentraties van risico’s kunnen zich voordoen als gevolg van risico’s ten opzichte van een debiteur of ten opzichte van een groep debiteuren met zodanig vergelijkbare kenmerken dat hun mogelijkheden om aan hun verplichtingen te voldoen naar verwachting op vergelijkbare wijze worden beïnvloed door veranderingen in economische of andere omstandigheden. In het beleid van het fonds staat risicospreiding centraal. Ten aanzien van de beleggingen zijn strikte risicorestricties gesteld in de vorm van limieten welke dagelijks worden bewaakt. Vandaar dat er geen additionele buffers worden aangehouden in de solvabiliteitstoets.
Beleggingen groter dan 2% van het balanstotaal worden aangegeven. Deze posities betreffen staatsobligaties van Europese landen.
Beleggingen groter dan 2% van balanstotaal (x € 1 miljoen) |
||||
ultimo 2023 |
ultimo 2022 |
|||
waarde |
% van balanstotaal |
waarde |
% van balanstotaal |
|
Duitse overheid |
4.856 |
9,0% |
4.014 |
6,9% |
Nederlandse overheid |
1.749 |
3,2% |
1.854 |
3,2% |
Een operationeel risico is een risico dat samenhangt met ondoelmatige of onvoldoende doeltreffende procesinrichting of procesuitvoering. Voorbeelden van operationele risico´s zijn: verwerking, uitkering / betaling / settlement, informatie, productontwikkeling, kosten, personeel, fraudegevoeligheid en preacceptatie / transactie. In tegenstelling tot sommige risico´s die een pensioenfonds bewust wil lopen (zoals marktrisico) hebben operationele risico´s alleen een negatieve impact op het bereiken van de doelstellingen. Vandaar dat operationele risico´s zo veel mogelijk beperkt worden. Tenzij een verdergaande reductie onevenredig veel inspanning en kosten met zich meeneemt.
In de beleidsregel uitbesteding pensioenfondsen zijn voorwaarden omschreven waar een pensioenfonds aan moet voldoen bij de uitbesteding van zijn bedrijfsprocessen. Voor het fonds is de beleidsregel van toepassing omdat zowel de pensioenadministratie als de vermogensbeheeradministratie is uitbesteed. De beleidsregel schrijft onder meer voor dat het fonds het beleid vaststelt met betrekking tot de beheersing van risico´s van uitbesteding. Hiertoe moeten uiteraard de afspraken met de uitvoerder goed worden vastgelegd.
Het bestuur beoordeelt jaarlijks de kwaliteit van de uitvoering van de vermogensbeheerder MN, vastgoedbeheerder Achmea Real Estate (ARE), pensioenuitvoerder TKP en de onderuitbestedingen (met name Vesting Finance en Visma). Dat gebeurt onder andere door middel van het beoordelen van de performancerapportages, SLA-rapportages en onafhankelijk getoetste interne beheersingsrapportages (ISAE 3402-rapportages). Aangezien hiermee sprake is van adequate beheersing van de operationele risico’s worden door het fonds hiervoor geen additionele buffers aangehouden in de solvabiliteitstoets.
Onder actief beheer worden afwijkende posities in portefeuilles verstaan die door portefeuillemanagers worden ingenomen ten opzichte van de benchmark. De mate van actief beheer wordt doorgaans bepaald aan de hand van een tracking error. Deze tracking error meet de mate van afwijking tussen het rendement van een beleggingsportefeuille en het rendement op een benchmarkportefeuille. Een lage tracking error impliceert dat het feitelijke rendement dicht bij de benchmark ligt, terwijl een hoge tracking error aangeeft dat het rendement duidelijk van de benchmark afwijkt. Een hogere tracking error impliceert daarmee een hogere mate van actief risico.
Bij PME wordt beperkt gebruik gemaakt van actief beheerde beleggingsstrategieën. Het ex-ante budget voor actief risico zoals vooraf is vastgesteld in het Beleggingsplan 2023 bedraagt 0,75%. Dit percentage geeft de ruimte aan die er is om in het actieve beheer af te wijken van de benchmarks. Deze maatstaf is een ex-ante richtlijn op basis waarvan een nadere mandatering plaatsvindt naar individuele beleggingscategorieën.
Gevoeligheid dekkingsgraad voor standaardschok actief beheer risico (x € 1 miljoen) |
||||
daling |
ultimo 2023 |
daling |
ultimo 2022 |
|
Actief beheer risico |
130 |
109,2% |
94 |
110,2% |
De beleggingen zijn gewaardeerd op reële waarde. Niet voor alle beleggingsinstrumenten zijn frequente marktnoteringen beschikbaar. Dat levert een hoger risico op ten aanzien van de benadering van de waardering van een belegging. In onderstaande tabel is het totale belegd vermogen uitgesplitst naar vier niveaus van waardering. Dit betreft het belegd vermogen, inclusief de vorderingen en verplichtingen uit hoofde van beleggingen én de liquide middelen.
Beleggingen in directe vastgoedfondsen worden gewaardeerd tegen reële waarde, gebaseerd op taxaties verricht door onafhankelijke deskundigen. De waardering van de materiële vastgoedbeleggingen is gelet op de huidige marktomstandigheden een belangrijke schattingspost. Het risico bestaat dat materiële aanpassingen zich kunnen voordoen in de waardering in het volgende boekjaar.
Voor niet-beursgenoteerde fondsbeleggingen in vastgoed, private equity en infrastructuur wordt de waardering bepaald op basis van de laatst ontvangen fondsrapportage, gecorrigeerd voor kasstromen in de periode vanaf de balansdatum van de fondsrapportage tot de balansdatum van de jaarrekening. De rapportages zijn niet door een onafhankelijke accountant gecontroleerd en/of de periode van deze rapportages loopt niet synchroon met het boekjaar van PME. Om onzekerheden ten aanzien van de waardering te mitigeren, vindt voor aanstelling van een beheerder een selectieprocedure inclusief due diligence plaats. Na aanstelling worden de beheerders zorgvuldig gemonitord.
Daarnaast wordt jaarlijks achteraf een aansluiting gemaakt met de gecontroleerde jaarrekeningen van deze fondsen. De waardering kan hoger of lager zijn, maar is gezien de mitigerende maatregelen naar inschatting niet materieel voor het vermogen en het resultaat.
De investeringen in private equity, infrastructuur, bosbouw en investeringen in andere beleggingsfondsen, waaronder de hypotheken, welke bestaan uit participaties in hypothekenfondsen, zijn in de verdeling opgenomen onder andere methode/ intrinsieke waarde. Uitgangspunt hierbij is dat de waardering niet door MN, maar door de onderliggende beleggingsfondsen zelf gebeurt.
De investeringen in private equity zijn gewaardeerd op basis van een ‘andere methode’. De private equity zijn niet markt- genoteerd en worden per kwartaal op basis van een opgave van de General Partner gewaardeerd en getoetst aan het jaarverslag, dat is gecontroleerd door een externe onafhankelijke accountant.
Als gevolg van andere inzichten met betrekking tot de methodiek waarop de marktwaarde van de beleggingen bepaald wordt, hebben er ten opzichte van voorgaand boekjaar verschillen in de toekenning aan beleggingscategorieën plaatsgevonden. De vergelijkende cijfers zijn hierop aangepast.
Hypotheken betreffen participaties in beleggingsfondsen. Voor de waardering van onderliggende hypotheken worden de kasstromen contant gemaakt. De VGMI-portefeuille bestaat uit leningen verstrekt aan Nederlandse verzekeraars. De waardering van de portefeuille is gebaseerd op ontwikkelde modellen die getoetst wordt met de waardering van een onafhankelijke partij.
Voor de waardering van de derivaten wordt gebruik gemaakt van marktconforme en toetsbare waarderingsmodellen die worden gevuld met marktconforme parameters. De toekomstige kasstromen van de rentederivaten worden contant gemaakt tegen de ESTR 8,5 curve of ESTR curve. De toekomstige kasstromen van de valutaderivaten worden conform het contract afgezet tegen huidige marktprijzen van die kasstromen in de betrokken valuta. De waardering van obligatiefutures geschiedt tegen genoteerde marktprijzen.
Marktwaardebepaling (x € 1 miljoen) |
|||||
Categorie |
ultimo 2023 |
||||
Genoteerdemarktprijzen |
Onafhankelijke taxaties |
Netto contante waarde |
Andere methode |
Totaal |
|
Vastgoedbeleggingen |
|||||
Directe vastgoedbeleggingen |
- |
1.272 |
- |
- |
1.272 |
Directe vastgoed in ontwikkeling |
- |
128 |
- |
- |
128 |
Indirecte vastgoedbeleggingen |
6 |
- |
- |
2.005 |
2.011 |
Aandelen |
|||||
Beursgenoteerde aandelen |
13.975 |
- |
- |
- |
13.975 |
Vastrentende waarden |
|||||
Obligaties, leningen op schuldbekentenis en andere waardepapieren |
24.698 |
- |
36 |
18 |
24.752 |
Hypotheken |
- |
- |
- |
2.595 |
2.595 |
Deposito’s en repo’s |
1.424 |
- |
481 |
- |
1.905 |
Infrastructuur leningen |
- |
- |
- |
810 |
810 |
VGMI |
- |
- |
- |
877 |
877 |
Derivaten |
|||||
Rentederivaten |
- |
- |
1.497 |
- |
1.497 |
Valutaderivaten |
- |
- |
259 |
- |
259 |
Overige derivaten |
- |
- |
- |
- |
- |
Overige beleggingen |
|||||
Private Equity |
- |
- |
- |
3.680 |
3.680 |
Andere overige beleggingen |
- |
- |
- |
1.339 |
1.339 |
Totaal |
40.103 |
1.400 |
2.273 |
11.324 |
55.100 |
Niet in de beleggingscategorieën meegenomen onderdelen van het belegd vermogen: |
|||||
Kortlopende vorderingen beleggingen |
5.114 |
||||
Kortlopende schulden beleggingen (excl. derivaten en liquide middelen) |
(1.281) |
||||
Verplichtingen uit hoofde van derivaten (marktwaardebepaling: netto contante waarde) |
(6.071) |
||||
Liquide middelen positief (opgenomen onder de overige beleggingen) |
1.503 |
||||
Liquide middelen negatief (opgenomen onder de verplichtingen uit hoofde van beleggingen) |
(236) |
||||
Totaal belegd vermogen |
54.129 |
Marktwaardebepaling (x € 1 miljoen) |
|||||
Categorie |
ultimo 2022 |
||||
Genoteerdemarktprijzen |
Onafhankelijke taxaties |
Netto contante waarde |
Andere methode |
Totaal |
|
Vastgoedbeleggingen |
|||||
Directe vastgoedbeleggingen |
- |
1.508 |
- |
- |
1.508 |
Indirecte vastgoedbeleggingen |
6 |
- |
- |
1.814 |
1.820 |
Aandelen |
|||||
Beursgenoteerde aandelen |
12.371 |
- |
- |
- |
12.371 |
Vastrentende waarden |
|||||
Obligaties, leningen op schuldbekentenis en andere waardepapieren |
23.653 |
- |
24 |
32 |
23.709 |
Hypotheken |
- |
- |
- |
2.489 |
2.489 |
Deposito’s |
580 |
- |
350 |
- |
930 |
Infrastructuur leningen |
- |
- |
- |
299 |
299 |
VGMI |
- |
- |
- |
871 |
871 |
Derivaten |
|||||
Rentederivaten |
- |
- |
1.854 |
- |
1.854 |
Valutaderivaten |
- |
- |
324 |
- |
324 |
Overige derivaten |
- |
- |
- |
- |
- |
Overige beleggingen |
|||||
Private Equity |
- |
- |
- |
3.470 |
3.470 |
Andere overige beleggingen |
- |
- |
- |
1.147 |
1.147 |
Totaal |
36.610 |
1.508 |
2.552 |
10.122 |
50.792 |
Niet in de beleggingscategorieën meegenomen onderdelen van het belegd vermogen: |
|||||
Kortlopende vorderingen beleggingen |
5.404 |
||||
Kortlopende schulden beleggingen (excl. derivaten en liquide middelen) |
(734) |
||||
Verplichtingen uit hoofde van derivaten (marktwaardebepaling: netto contante waarde) |
(6.935) |
||||
Liquide middelen positief (opgenomen onder de overige beleggingen) |
1.106 |
||||
Liquide middelen negatief (opgenomen onder de verplichtingen uit hoofde van beleggingen) |
(361) |
||||
Totaal belegd vermogen |
49.272 |
Bij de marktwaardering van illiquide beleggingen is de gevoeligheid in veronderstellingen met name bij niet genoteerde marktprijzen groot. De waardering hiervan is niet gebaseerd op marktdata, maar gebaseerd op modellen en technieken waarvan de aannames en schattingen de prijs significant beïnvloeden.
Naast de marktwaardering is daarom de gevoeligheid voor andere uitgangspunten expliciet in een bandbreedte tot uitdrukking gebracht. Een dergelijke gevoeligheidsanalyse is uitgevoerd op de waardering per ultimo 2023.
Gevoeligheidsanalyse van niet genoteerde marktprijzen |
|||||
ultimo 2023 |
|||||
Nietgenoteerdemarktprijzen |
Effect van redelijk alternatieve aannames |
Schok |
|||
Categorie |
Toename |
Afname |
|||
Directe vastgoedbeleggingen |
1.410 |
141 |
(141) |
10,0% |
(10,0%) |
Indirecte vastgoedbeleggingen |
2.011 |
258 |
(258) |
10,0% |
(10,0%) |
Hypotheken |
2.595 |
(93) |
93 |
0,5% |
(0,5%) |
VGMI |
877 |
(12) |
12 |
0,5% |
(0,5%) |
Hierbij zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:
Het aandeel illiquide beleggingen van de totale beleggingen is in volgende tabel weergegeven.
De illiquide beleggingen onder de vastrentende waarden betreffen leningen, hypotheken en VGMI. De totale vastgoed beleggingen zijn illiquide, behalve het indirect beursgenoteerd vastgoed. De overige beleggingen zijn geheel illiquide.
Illiquiditeitsrisico (x € 1 miljoen) |
||||
ultimo 2023 totaal |
ultimo 2023 illiquide |
ultimo 2023 illiquide |
ultimo 2022 illiquide |
|
Vastgoed |
3.411 |
3.405 |
100% |
100% |
Aandelen |
13.975 |
- |
0% |
0% |
Vastrentende waarden |
30.939 |
4.281 |
14% |
13% |
Derivaten |
1.756 |
- |
0% |
0% |
Overige beleggingen |
5.019 |
5.019 |
100% |
100% |
Totaal |
55.100 |
12.705 |
23% |
23% |