GOED PENSIOEN; NU EN IN DE TOEKOMST |
De Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen is al in januari 2021 aangenomen, maar tegelijkertijd werd bepaald dat het onderdeel Bedrag ineens nog werd aangehouden, omdat er uitvoeringstechnisch nogal wat haken en ogen aan zitten. Er is inmiddels een herzieningswet bedrag ineens, waarin verschillende aanpassingen zijn gedaan. PME is voorzichtig positief over bedrag ineens. Het bedrag ineens voorziet in een behoefte van (sommige) deelnemers aan meer financiële keuze vrijheid. Het is goed om aan deze wens te voldoen. En het voldoet aan de voorwaarde in het door sociale partners afgesloten Pensioenakkoord in 2019 om tot meer maatwerk / flexibilisering rondom pensionering te komen.
Wij willen deelnemers zes tot negen maanden voorafgaand aan hun pensioendatum informeren over hun aankomende pensioen en wij leggen aan hen dan voor welke keuzes er te maken zijn. Wij hebben in 2022 en 2023 daarom een ingangsdatum van het wetsvoorstel herziening bedrag ineens bepleit van negen maanden na de publicatie van de wet in het Staatsblad. In de loop van 2023 werd duidelijk dat behandeling van de herzieningswet niet tijdig kon plaatsvinden in de Tweede Kamer voor een inwerkingtreding per 1 januari 2024, hetgeen opnieuw zorgde voor verder uitstel. Ook in de eerste maanden van 2024 werd de herzieningswet niet behandeld in de Tweede Kamer, waardoor het keuzerecht bedrag ineens naar verwachting ook niet op 1 januari 2025 in werking kan treden.
Ook over de inwerkingtreding van de Wet pensioenverdeling bij scheiding en het overgangsrecht is nog onduidelijkheid. Op 30 maart 2022 diende de minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen het wetsvoorstel Wet toekomst pensioenen in bij de Tweede Kamer. Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid liet in dit wetsvoorstel weten, naar aanleiding van het advies van de Raad van State, dat de inwerkingtredingsdatum van de Wet pensioenverdeling bij scheiding op 1 januari 2027 wordt gesteld.
In januari 2024 maakte de minister per brief bekend dat de regering voornemens is om de inwerkingtreding van de Wet pensioenverdeling bij scheiding op te schuiven naar het einde van de transitieperiode, vanwege de inhoudelijke samenhang met de Wet toekomst pensioenen.
Dit uitstel van de inwerkingtreding betekent dat het beoogde doel van dit wetsvoorstel, namelijk het verbeteren van de bescherming van de scheidende partners, pas later bereikt zal worden. De regering zal daarom bij nota van wijziging overbruggingsmaatregelen voorstellen waardoor de verdeling van pensioen bij scheiding al eerder in de geest van het wetsvoorstel kan plaatsvinden. Deze nota van wijziging zal ook noodzakelijke (technische en redactionele) wijzigingen bevatten als gevolg van de Wet toekomst pensioenen. Omdat deze wijzigingen substantiëler zijn dan eerder verwacht, zal de nota van wijziging een volledig wetgevingsproces (inclusief internetconsultatie en advies Raad van State) doorlopen. De minister is voornemens om de nota van wijziging rond de zomer van 2024 te publiceren voor internetconsultatie.
In 2023 presenteerde minister Van Gennip een conceptwetsvoorstel om schijnzelfstandigheid tegen te gaan; de Wet verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden. De achtergrond van deze wet is dat het kabinet niet wil dat zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers) ingehuurd worden, terwijl er eigenlijk sprake is van een arbeidsovereenkomst. Het kabinet wil hierover duidelijke regels opstellen en strak naleven op de handhaving daarvan. Deze wet kan voor pensioenfondsen grote risico’s met zich meebrengen.
Het conceptwetsvoorstel houdt onvoldoende rekening met de gevolgen van de vaststelling van een arbeidsovereenkomst met terugwerkende kracht en legt de regie in handen van de individuele (schijn)zelfstandige om zich te beroepen op een arbeidsovereenkomst. Dit kan leiden tot onvoorziene aantallen en hoogoplopende pensioenclaims over het verleden. De Pensioenfederatie heeft namens de pensioensector de zorgen met de minister gedeeld. Wij blijven de ontwikkelingen op dit dossier volgen.