FINANCIËLE SITUATIE EN RESULTATEN 2023 |
Wij zijn transparant over de kosten die wij maken. In het jaarverslag leggen wij uitgebreid verantwoording af. Dit gebeurt op basis van artikel 45a Pensioenwet en artikel 10a Besluit uitvoering Pensioenwet, de aanbevelingen uitvoeringskosten en het servicedocument beloningen van de Pensioenfederatie. We maken hierbij onderscheid tussen de kosten voor pensioenbeheer, vermogensbeheer en transactiekosten. De bestuurskosten, zoals hierna ook toegelicht – waaronder de vergoedingen van alle bestuurlijke organen van PME – worden voor de helft aan pensioenbeheer en voor de helft aan vermogensbeheer toegerekend.
De totale uitvoeringskosten van PME dalen van € 295,7 miljoen (2022) naar € 244,2 miljoen (2023).
De daling wordt voornamelijk veroorzaakt door de kosten voor vermogensbeheer. In dit hoofdstuk wordt deze daling van de kosten voor vermogensbeheer verder toegelicht.
De absolute kosten voor pensioenbeheer zijn in 2023 ten opzichte van 2022 gestegen. In de paragraaf Kosten pensioenbeheer wordt deze stijging van de kosten toegelicht.
Totale kostenratio |
2023 |
2022 |
||
|
x € 1 miljoen |
% van gemiddeld belegd vermogen |
x € 1 miljoen |
% van gemiddeld belegd vermogen |
Gemiddeld belegd vermogen |
51.415 |
|
53.937 |
|
Kosten pensioenbeheer (1) |
36,2 |
0,07% |
34,2 |
0,06% |
Vermogenbeheerskosten (excl. transactiekosten) (2) |
182,7 |
0,36% |
221,8 |
0,41% |
Totale kosten (exclusief transactiekosten) (1+2)(% = Totale kostenratio) |
218,9 |
0,43% |
256,0 |
0,47% |
Transactiekosten |
25,3 |
0,05% |
39,7 |
0,07% |
Totale kosten (inclusief transactiekosten) |
244,2 |
0,47% |
295,7 |
0,55% |
Ratio’s pensioenbeheer en vermogensbeheer |
2023 |
2022 |
Aantal deelnemers (actieven en pensioengerechtigden) |
351.015 |
342.479 |
Kosten pensioenbeheer per deelnemer |
€ 103 |
€ 100 |
Rendement beleggingen vóór vermogensbeheerkosten |
9,1% |
-22,8% |
Rendement beleggingen na vermogensbeheerkosten |
8,7% |
-23,3% |
De kosten van het pensioenbeheer bestaan uit:
De reguliere kosten pensioenbeheer zijn in 2023 gestegen naar € 34,1 miljoen (2022: € 31,0 miljoen). De kosten van de besturing van het pensioenfonds, die in de reguliere kosten zijn opgenomen, zijn gestegen naar € 9,7 miljoen (2022: € 7,8 miljoen). De stijging wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door hogere personeelskosten en hogere toezichtskosten. PME zet eigen pensioenconsulenten in om de goede verbinding met de deelnemers en aangesloten werkgevers te onderhouden. De kosten die hieraan zijn verbonden worden binnen de kosten van de besturing pensioenfonds verantwoord.
Kosten |
Kosten per deelnemer* |
|||
x € 1.000 |
x € 1 |
|||
2023 |
2022 |
2023 |
2022 |
|
# 351.015 |
# 342.479 |
|||
Regulier |
||||
Pensioenuitvoering |
24.404 |
23.226 |
69 |
68 |
Besturing pensioenfonds |
9.671 |
7.790 |
28 |
22 |
Totale reguliere kosten pensioenbeheer |
34.075 |
31.016 |
97 |
90 |
Incidenteel |
||||
Eenmalige transitiekosten |
345 |
1.585 |
1 |
5 |
Eenmalige implementatiekosten |
- |
301 |
- |
1 |
Project nieuw pensioenstelsel (NPS) |
1.764 |
1.325 |
5 |
4 |
Totale incidentele kosten |
2.109 |
3.211 |
6 |
10 |
Totale kosten pensioenbeheer |
36.184 |
34.227 |
103 |
100 |
De kosten voor de voorbereiding op de implementatie van het nieuwe pensioenstelsel (NPS) worden vanaf 2022 inzichtelijk gemaakt onder de incidentele kosten. In 2023 zijn de kosten, die verbonden zijn aan de implementatie NPS, gestegen van € 1,3 miljoen in 2022 naar € 1,8 miljoen in 2023. Deze kosten betreffen de kosten voor externe ondersteuning, onderzoeks- en toezichtskosten, alsmede de kosten die TKP specifiek voor de voorbereiding van NPS maakt. De kosten die verbonden zijn aan de eigen medewerkers alsmede aan NPS gerelateerde communicatie, veelal onderdeel van de algemene communicatie, zijn onderdeel van de reguliere kosten pensioenbeheer.
Het effect van de stijgende kosten op de kosten pensioenbeheer per deelnemer is ongeveer € 6 euro. Het totaal aantal (actieve en pensioengerechtigde) deelnemers is gedurende 2023 echter geleidelijk gestegen, waardoor per saldo de pensioenbeheerkosten per deelnemer in 2023 zijn gestegen met € 3 euro.
Wij verwachten dat vereenvoudiging van de regeling en de administratie hiervan en wellicht het minder behoefte hebben aan actuariële werkzaamheden zal leiden tot een daling van de pensioenbeheerkosten. De mate van automatisering zal hier een belangrijke factor in zijn. De kosten voor communicatie en klantbediening nemen naar verwachting toe door nieuwe eisen die aan de communicatie en keuzebegeleiding worden gesteld in het nieuwe pensioenstelsel.
Bij vermogensbeheer maken we altijd een integrale afweging tussen rendement, risico en kosten. Om die reden moeten de vermogensbeheerkosten altijd in relatie worden gezien tot het beoogde rendement en risico.
Het streven naar lage kosten en waar mogelijk verdere kostenverlagingen (in % van het gemiddeld belegd vermogen) komt tot uiting in ons beleggingsbeleid. Per beleggingscategorie verschillen de kosten sterk. Wij beleggen alleen in beleggingscategorieën met hoge kosten als hier naar verwachting een hoger nettorendement na kosten tegenover staat. De komende jaren zal het aandeel van de illiquide beleggingen in de portefeuille toenemen. Illiquide beleggingen, zoals vastgoed, private equity en real assets hebben hogere kosten, waardoor we verwachten dat het kostenniveau hierdoor zal toenemen.
In de volgende paragraaf en de tabellen worden de kosten verder toegelicht en gespecificeerd.
2023 |
2022 |
|||
x € 1 miljoen |
% van beheerd vermogen |
x € 1 miljoen |
% van beheerd vermogen |
|
Directe kosten (1) |
49,9 |
0,097% |
53,9 |
0,100% |
Vaste beheerkosten |
48,5 |
0,094% |
52,9 |
0,098% |
Prestatieafhankelijke kosten |
0,0 |
0,000% |
0,0 |
0,000% |
Incidentele kosten |
1,4 |
0,003% |
1,0 |
0,002% |
In fondsen verwerkte kosten (2) |
103,7 |
0,202% |
142,4 |
0,264% |
Vaste beheerkosten |
75,8 |
0,148% |
71,2 |
0,132% |
Prestatieafhankelijke kosten |
27,9 |
0,054% |
71,2 |
0,132% |
Overige kosten (3) |
9,9 |
0,019% |
9,0 |
0,017% |
Kosten custody, advies, controle, besturing fonds |
9,9 |
0,019% |
9,0 |
0,017% |
Totaal beheerkosten (1+2+3) |
163,5 |
0,318% |
205,2 |
0,381% |
Kosten in onderliggende beleggingsfondsen (4) |
19,3 |
0,037% |
16,5 |
0,031% |
In fondsen verwerkte kosten |
19,3 |
0,037% |
16,5 |
0,031% |
Vermogensbeheerkosten, excl. Transactiekosten (1+2+3+4) |
182,7 |
0,355% |
221,8 |
0,411% |
Transactiekosten (5) |
25,3 |
0,049% |
39,7 |
0,074% |
a.g.v. operationeel portefeuillebeheer |
23,8 |
0,046% |
35,2 |
0,065% |
a.g.v. strategische herschikking |
1,5 |
0,003% |
4,6 |
0,008% |
Integrale vermogensbeheerkosten (1+2+3+4+5) |
208,0 |
0,404% |
261,5 |
0,485% |
Gemiddeld belegd vermogen en behaald netto rendement over kalenderjaar |
51.415 |
8,7% |
53.937 |
-23,3% |
De integrale vermogensbeheerkosten kwamen in 2023 uit op € 208,0 miljoen (2022: € 261,5 miljoen).
Dit betekent een forse daling van de totale absolute kosten, hetgeen veroorzaakt wordt door:
Uitgedrukt als percentage van het gemiddeld belegd vermogen gedurende het jaar zijn de integrale beheerkosten in 2023 0,404% (2022: 0,485%).
In 2023 zijn de absolute en relatieve vermogensbeheerkosten exclusief de transactiekosten (in euro’s respectievelijk als percentage van het totaal belegd vermogen) gedaald ten opzichte van 2022. In 2023 bedroegen de absolute vermogensbeheerkosten exclusief de transactiekosten € 182,7 miljoen (2022: € 221,8 miljoen).
De afname wordt voornamelijk veroorzaakt door een daling van de (reservering voor te betalen) prestatievergoedingen, omdat de rendementen in de private equity portefeuille lager waren dan de rendementen in 2022.
In 2023 zijn de transactiekosten in totaal € 25,3 miljoen (2022: € 39,7 miljoen). De transactiekosten komen daarmee in 2023 overeen met 0,049% van het gemiddeld belegd vermogen (2022: 0,074%).
De vermogensbeheerkosten vormen samen met de transactiekosten de integrale beheerkosten.
Van de totale vermogensbeheerkosten heeft € 30,54 miljoen (excl. Btw) betrekking op uitvoeringsorganisatie MN (2022: € 29,68 miljoen).
Wij beleggen vrijwel volledig passief in de meest liquide beleggingscategorieën, zoals staatsobligaties en aandelen ontwikkelde landen. Deze beleggingscategorieën kennen hierdoor de laagste beheerkosten. Ook zorgt de hoge mate van liquiditeit van deze beleggingen ervoor dat de transactiekosten laag zijn. Actief beheer voor (hoogrentende) bedrijfsobligaties en emerging market debt leiden tot hogere beheerkosten in deze beleggingscategorieën. Ook zijn de transactiekosten voor deze categorieën hoger, omdat deze beleggingen iets minder liquide zijn.
De prestatieafhankelijke vergoedingen voor private equity beleggingen zijn in 2022 en 2023 weer genormaliseerd, nadat deze in 2021 zeer hoog waren als gevolg van zeer hoge rendementen op de private equity beleggingen in het jaar 2021. De totale (reservering voor de te betalen) prestatieafhankelijke vergoedingen vormden in 2023 met € 27,9 miljoen (2022: € 71,2 en 2021: € 185,8 miljoen) circa 13% van de totale vermogensbeheer¬kosten van PME (2022: ruim 27% en in 2021: circa 53%).
Wij zijn geen voorstander van prestatievergoedingen. Echter, met het oog op het realiseren van een goed pensioen en om het rendement te halen dat past bij onze ambitie, is het nodig om te beleggen in beleggingscategorieën zoals private equity.
Binnen private equity zijn prestatievergoedingen de norm. Een norm die wij alleen niet kunnen veranderen. Daarnaast maken wij bij de beoordeling van het kostenniveau altijd een afweging tussen rendement, risico en kosten. De kosten van private equity staan in verhouding tot de verwachte meeropbrengsten.
In 2022 ontstond maatschappelijk en politiek een discussie over hoge prestatievergoedingen bij private equity. Deze waren uitzonderlijk hoog. Maar ook de rendementen waren over 2021 uitzonderlijk hoog (40,05% na aftrek van kosten). De prestatievergoedingen voor de private equity managers zijn in 2022 en 2023 weer lager, maar ook het rendement is lager (5,4% resp. 3,0% na aftrek van kosten).
Minister Carola Schouten werd in 2022 via een motie door de Tweede Kamer aangespoord om met de pensioensector in gesprek te gaan over deze hoge kosten. Dit gesprek, waaraan wij ook deelnamen, werd in september 2022 gevoerd. Wij lichtten toe waarom private equity ondanks de hoge kosten toch een aantrekkelijke beleggingscategorie kan zijn. Op 7 oktober 2022 stuurde de Pensioenfederatie de minister een brief, waarin ook concrete stappen werden aangekondigd; wij geven inzicht in onze private equity beleggingen en de bestuurlijke afwegingen daarbij wij verbeteren de communicatie hierover met onze deelnemers en de samenleving wij gaan het gesprek aan met andere institutionele (internationale) beleggers en belangenorganisaties over de hoogte van de vergoedingen.
Op 21 september 2023 stuurde de Pensioenfederatie, volgens afspraak, opnieuw een brief, waarin werd aangetoond welke stappen de pensioenfondsen hebben gezet en wat de voortgang is. Op 9 november 2023 informeerde de minister de Tweede Kamer hierover.
Private investeringen in bedrijven leveren een positieve bijdrage aan de economie en werkgelegenheid. Private equity geeft ons daarnaast goede mogelijkheden om te beleggen met positieve impact, zoals investeringen in de energietransitie, circulaire economie en innovatieve technologie. In paragraaf Beleggen met positieve impact geven we daar enkele voorbeelden van.
De totale transactiekosten liggen in 2023 wat lager dan in 2022. Dit is veroorzaakt door lagere transactievolumes, zowel vanuit verschuivingen tussen beleggingscategorieën als vanuit regulier portefeuillebeheer binnen de beleggingscategorieën.
De kosten van het vermogensbeheer zijn ook gerelateerd aan ons beleggingsbeleid en de daarbij gemaakte beleidskeuzes. Onze doelstellingen, ambities en beleidskeuzes voor |ons beleggingsbeleid worden uitgebreid toegelicht in hoofdstuk Duurzaam en verantwoord beleggen.
De beleggingscategorieën private equity en real assets (zoals infrastructuur en bosbouw) kennen de hoogste relatieve kosten. Voor private equity bedroeg het totaal aan beheerkosten en prestatiegerichte beloningen 2,5% (2022: 3,5%) en voor real assets 0,7% (2022: 2,0%) van het gemiddeld in deze beleggingscategorieën belegde vermogen.
De langjarige opbouw van verschillende illiquide beleggingscategorieën, zoals private equity, real assets en onroerend goed wordt ook in 2024 en verder doorgezet. Omdat de kosten van deze categorieën hoger zijn dan die van liquide categorieën, zoals beursgenoteerde aandelen, nemen onze totale vermogensbeheerkosten naar verwachting verder toe in de komende jaren. Tegenover de hogere kosten staat een hoger verwacht nettorendement en een bijdrage aan de spreiding (diversificatie) over verschillende beleggingen.
De kosten in de gepresenteerde tabellen betreffen de integrale vermogensbeheerkosten exclusief de transactiekosten. De transactiekosten zijn in het bruto rendement verwerkt. Daarnaast is voor de categorie Liquide middelen en derivaten de bijdrage aan het totaalrendement weergegeven. Dit sluit beter aan bij het karakter van de categorie. Om dezelfde reden zijn het bruto rendement en de benchmarkgegevens niet opgenomen.
2023 |
Allocatiex € 1 mln |
Allocatiein % |
Bruto rendement |
Kosten |
Netto rendement |
Benchmark |
Netto performance |
Staatobligaties |
11.136 |
20,6% |
7,87% |
0,01% |
7,86% |
7,98% |
-0,12% |
Bedrijfsobligaties |
9.155 |
16,9% |
7,54% |
0,07% |
7,47% |
7,13% |
0,34% |
Hypotheken |
2.595 |
4,8% |
4,19% |
0,28% |
3,91% |
3,91% |
0,00% |
Liquide middelen en derivaten |
2.034 |
3,7% |
0,60% |
0,60% |
|||
Hoogrentend bedrijfsobligaties |
2.702 |
5,0% |
8,92% |
0,27% |
8,65% |
8,65% |
0,00% |
Hoogrentend obligaties EMD |
3.343 |
6,2% |
11,35% |
0,18% |
11,16% |
10,66% |
0,50% |
Aandelen ontwikkelde landen |
11.748 |
21,7% |
19,40% |
0,05% |
19,35% |
17,82% |
1,53% |
Aandelen opkomende landen |
2.293 |
4,2% |
6,41% |
0,03% |
6,37% |
6,46% |
-0,09% |
Private equity |
3.675 |
6,8% |
5,57% |
2,53% |
3,04% |
23,04% |
-20,00% |
Nederlands onroerend goed |
1.720 |
3,2% |
-9,25% |
0,53% |
-9,77% |
-7,59% |
-2,19% |
Internationaal onroerend goed |
1.659 |
3,1% |
-10,96% |
0,59% |
-11,54% |
-8,27% |
-3,28% |
Real assets |
2.068 |
3,8% |
7,62% |
0,69% |
6,93% |
9,29% |
-2,36% |
2022 |
Allocatiex € 1 mln |
Allocatiein % |
Bruto rendement |
Kosten |
Netto rendement |
Benchmark |
Netto performance |
Staatobligaties |
13.923 |
28,3% |
-36,3% |
0,01% |
-36,31% |
-34,88% |
-1,43% |
Bedrijfsobligaties |
8.599 |
17,5% |
-12,4% |
0,07% |
-12,50% |
-12,63% |
0,13% |
Hypotheken |
2.489 |
5,1% |
-18,2% |
0,33% |
-18,54% |
-18,54% |
0,00% |
Liquide middelen en derivaten |
-2.201 |
-4,5% |
-10,28% |
-10,28% |
|||
Hoogrentend bedrijfsobligaties |
2.450 |
5,0% |
-11,6% |
0,34% |
-11,97% |
-11,97% |
0,00% |
Hoogrentend obligaties EMD |
3.386 |
6,9% |
-8,8% |
0,23% |
-9,01% |
-7,47% |
-1,54% |
Aandelen ontwikkelde landen |
10.311 |
20,9% |
-15,5% |
0,04% |
-15,55% |
-15,08% |
-0,46% |
Aandelen opkomende landen |
2.113 |
4,3% |
-14,9% |
0,03% |
-14,92% |
-14,98% |
0,05% |
Private equity |
3.444 |
7,0% |
8,9% |
3,48% |
5,44% |
-11,16% |
16,59% |
Nederlands onroerend goed |
1.867 |
3,8% |
4,5% |
0,54% |
3,98% |
2,87% |
1,11% |
Internationaal onroerend goed |
1.461 |
3,0% |
4,1% |
0,53% |
3,57% |
2,98% |
0,59% |
Real assets |
1.432 |
2,9% |
12,9% |
2,04% |
10,84% |
-1,98% |
12,81% |
Zoals in de afgelopen jaren gebruikelijk, is ook over het jaar 2022 door CEM-benchmarking (CEM) een analyse opgesteld voor PME. De CEM-benchmark wordt met een vertraging van een jaar gepubliceerd. Dit betekent dat de navolgende cijfers alleen betrekking hebben op onze beheerkosten over 2022. Deze kosten zijn door CEM vergeleken met een peer groep. CEM rapporteert jaarlijks vergelijkende analyses met betrekking tot kosten van vermogensbeheer, rendementen en risico’s.
De totale beheerkosten, inclusief prestatievergoedingen en exclusief transactiekosten, bedroegen over 2022 voor ons 0,375% van het gemiddeld belegd vermogen. Een afname van 12,3 basispunten ten opzichte van 2021 (0,498%). De daling is vooral een gevolg van de hoge prestatievergoedingen in 2021. Een kostenniveau dat nog ver onder het niveau van de peer groep ligt (0,615% van het gemiddeld belegd vermogen). De belangrijkste reden voor de lagere kosten van ons ten opzichte van de peer groep is onze lagere allocatie naar vastgoed, infrastructuur en private equity.
Om een juiste vergelijking te maken, corrigeert CEM ook voor onze strategische keuzes en is er een specifieke CEM-benchmark samengesteld op basis van onze feitelijke beleggingsmix. Het vergelijkende kostenniveau van deze benchmark bedraagt 0,301% van het gemiddeld belegd vermogen over 2022. Onze kosten over 2022 waren dus 7,4 basispunten hoger dan de gecorrigeerde benchmark, voornamelijk als gevolg van vergoedingsafspraken en implementatiestijl. PME had in 2022 hogere performance fees, met name bij private equity, vanwege hogere rendementen. Exclusief deze performance fees lagen de kosten 1,7 basispunten onder die van de benchmark.
Uit de CEM analyse blijkt dat onze kosten voor illiquide categorieën als vastgoed en infrastructuur iets hoger zijn dan die van de peer groep, omdat wij deze categorieën volledig hebben uitbesteed. Ook zijn onze kosten hoger voor private equity, omdat er minder gebruik wordt gemaakt van co-investments. Deze hogere kosten worden grotendeels gecompenseerd door meer intern passief aandelenbeheer en het feit dat wij geen gebruik maken van duurdere structuren als fund of funds, partnerships en tactische asset allocatie overlay.
Wij beoordelen de vermogensbeheerkosten per beleggingscategorie altijd in relatie tot het (beoogde) rendement en het risico. Per beleggingscategorie streven wij, gegeven de gekozen beleggingsstijl, naar de laagste kosten. De CEM-benchmark geeft ons goed inzicht door de vergelijkingen die worden gemaakt op het totale kostenniveau en op de verschillende beleggingscategorieën. Wij zijn tevreden met de uitkomsten van de CEM-benchmark en daarmee met het kostenniveau van onze beleggingsportefeuille. Regelmatig evalueren en heronderhandelen wij opnieuw de overeenkomsten met en tarieven van onze vermogensbeheerder. Zo houden we onszelf en alle partijen betrokken bij ons vermogensbeheer scherp.
Leden van het niet-uitvoerend bestuur, onafhankelijke leden, adviseurs van een bestuurscommissie, sleutelfunctiehouders, de onafhankelijk voorzitter en leden van het verantwoordingsorgaan hebben recht op een vergoeding. Dit is vastgelegd in ons vergoedingenreglement. De vergoeding bestaat uit een vaste vergoeding per jaar en een reiskostenvergoeding. Leden van het uitvoerend bestuur zijn in dienst van het pensioenfonds, hebben dus een arbeidsovereenkomst en ontvangen een salaris. Ons vergoedingenreglement en de arbeidsovereenkomsten bij PME kennen geen variabele beloningen en bonussen.
De vergoedingen, zoals vastgelegd in het vergoedingenreglement, worden jaarlijks op 1 januari verhoogd met eenzelfde percentage als de lonen in de CAO Metalektro van het afgelopen jaar. Per 1 januari 2023 zijn de vergoedingen daarom verhoogd met zowel 3% die per februari 2022 als de 5,5% die per december 2022 in de CAO Metalektro zijn overeengekomen. Per 1 augustus 2022 is een nieuw arbeidsvoorwaardelijk kader van toepassing op de leden van het uitvoerend bestuur. De remuneratiecommissie beziet periodiek of het kader nog passend is binnen de algemene markt en Nederlandse financiële markt, of dat aanpassing hiervan wenselijk is, en of in het verlengde hiervan, de beloningen van specifieke leden van het uitvoerend bestuur geïndexeerd dienen te worden gelet op ontwikkelingen van soortgelijke posities binnen de markt. Iedere drie jaar wordt een nieuw benchmarkonderzoek uitgevoerd. Hiermee is het volgen van de CAO Metalektro als indexatiemethodiek voor de uitvoerend bestuurders in 2022 vervallen.
DNB hanteert voor bestuursleden van grote pensioenfondsen een fte-norm van 0,4. Deze fte-norm komt overeen met de daadwerkelijk tijdsbesteding van de niet-uitvoerende bestuursleden van PME. De vergoeding is voor niet-uitvoerende bestuursleden daarom gebaseerd op een norm van 0,4 fte (2 dagen per week). De vergoeding voor niet-uitvoerende bestuursleden is in 2023 verhoogd van € 57.288 (niveau 1 januari 2022) naar € 62.252 (niveau 1 januari 2023). Dit is op fulltimebasis € 155.630 (2022: € 143.220).
Voor de onafhankelijk voorzitter is de gehanteerde fte-norm hoger, namelijk 0,6 fte (3 dagen per week). De vergoeding voor de onafhankelijk voorzitter is in 2023 verhoogd van € 107.415 (niveau 1 januari 2022) naar € 116.723 (niveau 1 januari 2023). Dit is op fulltimebasis € 194.538 (2022: € 179.025).
De vaste vergoedingen over 2023 van de niet-uitvoerende bestuursleden alsmede de onafhankelijk voorzitter zijn in de tabel opgenomen. Voor bestuursleden die lid zijn van een commissie, geldt dat de activiteiten hiervoor in de vaste vergoeding voor het bestuurslidmaatschap vallen. Er wordt dus geen extra vergoeding verstrekt voor deelname aan een commissie.
De totale kosten van het niet-uitvoerend bestuur waren in 2023 in totaal € 601.423,- (in 2022:
€ 568.198,-). Dit betreft vergoedingen voor bestuursleden en organisaties, alsmede reiskosten.
Vaste vergoeding in €(excl. btw) |
|||
Naam |
Functie |
2023 |
2022 |
Nicole Beuken(0,6 fte) |
Onafhankelijk voorzitterVoorzitter remuneratie-commissieVoorzitter audit, risk en compliance commissie |
116.723 |
107.415 |
Fridoline van Binsbergen(0,4 fte) |
Niet-uitvoerend bestuurslidLid commissie pensioenbeleid en -communicatieLid audit, risk en compliance commissieLid remuneratie-commissie |
62.252 |
57.288 |
Marlies van Boom(0,4 fte) – vanaf 25/4/2022 |
Niet-uitvoerend bestuurslidLid commissie balans- en vermogensbeheer |
62.252 |
39.134 |
Theo Bruinsma(0,4 fte) |
Niet-uitvoerend bestuurslidLid commissie balans- en vermogensbeheerLid commissie pensioenbeleid en -communicatie |
62.252 |
57.288 |
Susan Eijgermans(0,4 fte) * |
Niet-uitvoerend bestuurslidLid commissie pensioenbeleid en -communicatie |
62.252 |
57.288 |
Rik Grutters *(0,4 fte) |
Niet-uitvoerend bestuurslidLid audit, risk en compliance commissie |
62.252 |
57.288 |
Monique van der Poel(0,4 fte) * |
Niet-uitvoerend bestuurslidLid commissie pensioenbeleid en -communicatie |
62.252 |
57.288 |
Igor Vermeulen(0,4 fte) |
Niet-uitvoerend bestuurslidLid audit, risk en compliance commissieLid remuneratie-commissie |
62.252 |
57.288 |
Peggy Wilson *(0,4 fte) |
Niet-uitvoerend bestuurslidLid commissie balans- en vermogensbeheer |
62.252 |
57.288 |
De leden van het uitvoerend bestuur zijn in dienst van het pensioenfonds en ontvangen een salaris. In de tabel zijn de vergoedingen aan het uitvoerend bestuur in 2023 (en 2022) weergegeven.
De totale kosten van het uitvoerend bestuur waren in 2023 totaal € 946.637 (2022: € 889.456). Dit bedrag bestaat uit salaris, sociale lasten, pensioenlasten en overige personeelskosten.
Naam |
Bruto jaarsalaris
|
Pensioen, sociale en overige lasten |
Totaal
|
Totaal
|
Marcel Andringa (1 fte) |
241.607 |
46.453 |
288.060 |
274.729 |
Alae Laghrich (1 fte) |
233.749 |
40.990 |
274.739 |
259.469 |
Eric Uijen (1 fte) |
271.868 |
48.179 |
320.047 |
290.765 |
De hoogte van de vaste vergoeding van de onafhankelijke leden en adviseurs van commissies bedraagt in 2023 € 20.624 (2022: € 18.979) per jaar (excl. btw). Is een onafhankelijk lid ook voorzitter van een commissie, dan ontvangt hij/zij een extra vergoeding van € 5.000 per jaar (excl. btw).
De sleutelfunctiehouder interne audit ontving in 2023 een vergoeding van € 32.216 excl. btw (2022: € 29.647). De sleutelfunctiehouder actuarieel vervult naast deze rol de functie van certificerend actuaris. Hiervoor zijn uurtarieven afgesproken. De rol van sleutelfunctiehouder risicobeheer wordt uitgeoefend door een van de uitvoerend bestuurders, waardoor geen additionele vergoedingen worden verstrekt.
De hoogte van de vaste vergoeding voor leden van het verantwoordingsorgaan was in 2023 € 5.432 (2022: € 5.000). Voor de leden van het dagelijks bestuur van het verantwoordingsorgaan is er daarnaast nog een vergoeding van € 50 per maand. Aan leden van het verantwoordingsorgaan werd in 2023 in totaal € 94.164 uitbetaald (2022: € 95.759).