JAARREKENING 2023

Algemene toelichting

 
Algemeen
Activiteit
Stichting PME Pensioenfonds (hierna PME)1, statutair gevestigd en kantoorhoudend te Den Haag (Postbus 97630, 2509 GA), is een bedrijfstakpensioenfonds ten behoeve van de werknemers in de Metalektro. Het fonds is ingeschreven in de Kamer van Koophandel onder nummer 001029307.
Overeenstemmingsverklaring
De jaarrekening is opgesteld op basis van in Nederland algemeen aanvaarde grondslagen voor financiële verslaggeving en de wettelijke bepalingen inzake de jaar­rekening, zoals die zijn vermeld in Titel 9 Boek 2 BW (Burgerlijk Wetboek) en de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving (RJ), in het bijzonder RJ 610 Pensioenfondsen.

Het bestuur heeft op 16 mei 2024 de jaarrekening opgemaakt.
Referenties
In de balans en de staat van baten en lasten zijn referenties opgenomen waarmee wordt verwezen naar de toelichting.
   
 
Algemene grondslagen voor de opstelling van de jaarrekening
Algemene waardering
De beleggingen en de technische voorziening zijn gewaardeerd op reële waarde, ­tenzij hierna anders is vermeld. Per categorie is aangegeven hoe deze waarde is bepaald. De overige balansposten zijn gewaardeerd tegen verkrijgingsprijs- of ­vervaardigingswaarde, tenzij anders vermeld. Alle bedragen in de balans luiden
in miljoenen euro’s. De baten en lasten worden toegerekend aan het verslagjaar waarop ze betrekking hebben, tenzij anders vermeld. Alle bedragen in de staat van baten en lasten luiden in miljoenen euro’s.
Continuïteits­veronderstelling
De jaarrekening is opgesteld op basis van continuïteitsveronderstelling.
Vergelijking met ­voorgaand boekjaar
De gehanteerde grondslagen van waarderingen en van resultaatbepaling zijn ­ongewijzigd ten opzichte van het voorgaande boekjaar, met uitzondering van de ­toegepaste schattingswijziging zoals opgenomen onder “Schattingswijziging”.
Schattingswijziging
De volgende schattingswijzigingen hebben in 2023 plaatsgevonden:
Het fonds houdt voor de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen (VPV) van de toekomstige pensioenopbouw van arbeidsongeschikte deelnemers rekening met een onvoorwaardelijke verhoging van de pensioengrondslag van 2,75% (was: 2%). De voorziening pensioenverplichtingen (VPV) is met € 23 miljoen toegenomen. Het effect op de dekkingsgraad op 31 december 2023 is -0,1%-punt.
Het fonds heeft met ingang van 1 januari 2024 het opbouwpercentage verhoogd van 1,815% naar 1,875%. Hierdoor stijgt de toekomstige pensioenopbouw van arbeidsongeschikten. De stijging van de franchise per 1 januari 2024 zorgt voor een daling van de toekomstige opbouw. De voorziening pensioenverplichtingen (VPV) is met € 3 miljoen afgenomen. Het effect op de dekkingsgraad per 31 december 2023 is 0,0%.
In juni 2019 heeft de Commissie Parameters een aangepaste Ultimate Forward Rate (UFR)-methode geadviseerd. Dit heeft een verhogend effect op de VPV. DNB heeft besloten om de aangepaste UFR-parameters stapsgewijs in te voeren, waarmee de invloed van de UFR wordt gespreid.
 
De eerste twee stappen zijn verwerkt in 2021 en 2022. DNB heeft eind 2022 ­besloten om op basis van het nieuwe advies van de Commissie Parameters 2022
de laatste twee stappen over te slaan en per 1 januari 2023 in een keer over te gaan op de door die commissie geadviseerde nieuwe UFR-
methode. Deze wijziging is in boekjaar 2023 verantwoord. De aangepaste
UFR-methode leidt tot een daling van de technische voorziening van € 161 miljoen, dit is berekend per 31 december 2023. Het effect op de dekkingsgraad per 31 december 2023 is 0,4%-punt (positief).
Schattingen en ­veronderstellingen
De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het bestuur oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde
van activa en verplichtingen, en van baten en lasten. De schattingen en hiermee ­verbonden veronderstellingen zijn gebaseerd op ervaringen uit het verleden en verschillende andere factoren die gegeven de omstandigheden als redelijk worden beschouwd. De uitkomsten hiervan vormen de basis voor het oordeel over de boekwaarde van activa en verplichtingen die niet op eenvoudige wijze uit andere bronnen blijkt. De daadwerkelijke uitkomsten kunnen afwijken van deze schattingen.
De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien indien de herziening alleen voor die periode gevolgen heeft, of in de periode van herziening en toekomstige perioden, indien de herziening gevolgen heeft voor zowel de verslagperiode als toekomstige perioden.
Opname van actief, passief, bate of last
Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld.
Baten worden in de rekening van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld.
Vreemde valuta
Functionele valuta
De jaarrekening is opgesteld in euro’s: de functionele en presentatievaluta van PME.
Transacties, vorderingen en schulden
Transacties in vreemde valuta gedurende de verslagperiode zijn in de jaarrekening verwerkt tegen de koers op transactiedatum. Monetaire activa en passiva in vreemde valuta worden omgerekend tegen de koers per balansdatum. De uit de afwikkelingen en omrekening voortvloeiende koersverschillen komen ten gunste of ten laste van de staat van baten en lasten.
   
Dekkingsgraden
 
Actuele dekkingsgraad
Deze dekkingsgraad is de indicatie voor de vermogenspositie van het fonds.
Hierbij wordt het pensioenvermogen gedeeld door de technische voorzieningen.
Beleidsdekkingsgraad
De beleidsdekkingsgraad is de dekkingsgraad waarop het fonds zijn beleidsbeslissingen baseert en wordt berekend als het gemiddelde van de actuele dekkings­graden van de laatste 12 maanden.
   
 
Grondslagen voor de balans
Beleggingen
De beleggingen zijn gerubriceerd naar de aard van de financiële instrumenten. In de toelichting is de aansluiting op de indeling volgens het strategisch beleggingsbeleid van het fonds weergegeven. Deze laatste indeling is ook gehanteerd in de kerncijfers en het bestuursverslag.
Voor de meerderheid van de financiële instrumenten van het fonds kan gebruik
worden gemaakt van marktnoteringen, of noteringen afgeleid van de markt. Echter bepaalde instrumenten, zoals vastgoed, participaties in hypotheken en bepaalde
derivaten zijn gewaardeerd door gebruik te maken van waarderingsmodellen en -technieken. Het is gebruikelijk en mogelijk om de reële waarde binnen een aanvaardbare bandbreedte van schattingen vast te stellen.
Voor financiële instrumenten zoals beleggingsvorderingen en -schulden geldt dat de boekwaarde de reële waarde benadert als gevolg van het korte termijn karakter van de vorderingen en schulden. De boekwaarde van alle activa en de financiële verplichtingen op balansdatum benadert de reële waarde.
Participaties in beleggingsinstellingen, die gespecialiseerd zijn in een bepaald soort beleggingen worden gerubriceerd en gewaardeerd volgens de grondslagen voor dat soort beleggingen. Bij gemengde beleggingsinstellingen wordt qua waardering aangesloten bij de hoofdcategorie in het desbetreffende fonds, bepaald op basis van reële waarde.
Financiële instrumenten worden gebruikt ter afdekking van beleggingsrisico’s en het realiseren van het vastgelegde beleggingsbeleid. Derivaten die deel uitmaken van een beleggingsinstelling zijn opgenomen in de beleggingscategorie waarin deze beleggingsinstelling is gerubriceerd.
Beleggingen die in het kader van een securities lending contract worden uitgeleend, blijven deel uitmaken van de balans en worden gewaardeerd conform de grondslag voor waardering en resultaatbepaling die geldt voor beleggingen.
Vastgoedbeleggingen
Onder de post vastgoedbeleggingen zijn opgenomen:
  • Directe vastgoedbeleggingen;
  • Vastgoed in ontwikkeling;
  • Indirecte vastgoedbeleggingen.
Directe vastgoed­beleggingen
Beleggingen in direct vastgoed worden gewaardeerd tegen actuele waarde. De ­actuele waarde is gebaseerd op door onafhankelijke deskundigen verrichte taxaties. Er wordt gebruik gemaakt van 5 verschillende gerenommeerde taxatiekantoren, waarbij de gehele vastgoedportefeuille om de 3 jaar gerouleerd wordt tussen de taxatie­kantoren.
De gehele vastgoedportefeuille wordt één keer per (medio) jaar met een desktop review getaxeerd, en eenmaal per (ultimo) jaar volledig getaxeerd (inclusief bezoek van alle objecten). In de tussenliggende kwartalen worden objecten met grote contractmutaties extern getaxeerd. Resultaten door wijziging in actuele waarde worden in de staat van baten en lasten verantwoord.
Bij de waardering wordt gebruik gemaakt van zowel de huurkapitalisatie- als de ­Discounted Cash Flowmethode (DCF) en de vergelijkingsmethode. De taxaties ­worden hierbij uitgevoerd door vastgoed gecertificeerde taxateurs.
 
Bij de taxaties is gewerkt volgens de richtlijnen van de Royal Institution of Chartered Surveyors (RICS), Investment Property Databank (MSCI), International Valuation Standard (IVS) en het Nederlands Register Vastgoed Taxateurs (NRVT). De taxateurs hebben bevestigd dat ze ten behoeve van de taxaties de gevraagde informatie ontvangen hebben en door het fonds is verklaard dat het fonds alle relevante informatie aan de taxateurs heeft aangeleverd.
Beleggingen in direct vastgoed waarvoor een onvoorwaardelijke verkoopovereenkomst tot stand is gekomen doch die aan het eind van het verslagjaar nog niet geleverd is, zijn gewaardeerd tegen de overeengekomen verkoopprijs.
Vastgoed in ­ontwikkeling
Objecten (projecten) die ontwikkeld worden om vervolgens te worden toegevoegd aan de portefeuille vastgoed in exploitatie worden tijdens de ontwikkeling geclassificeerd als vastgoed in ontwikkeling. De kostprijs bestaat uit kosten die direct betrekking hebben op het project (zoals kosten van grond en terreinen, aannemer, architect, adviseurs en verzekeringen). Aan de projecten worden geen interne ontwikkelingskosten, indirecte kosten of rentekosten toegerekend. Vastgoed in ontwikkeling wordt vervolgens gewaardeerd tegen reële waarde.
Objecten worden geacht niet meer in ontwikkeling te zijn indien de eerste overdracht heeft plaatsgevonden na gereedkomen van het object door de ontwikkelaar van het Fonds. Projecten met deelopleveringen worden in zijn geheel meegenomen in het waarderingsproces. Een waardemutatie wordt naar rato toegerekend aan het opgeleverde deel en het deel dat nog in ontwikkeling is per jaareinde.
De taxateur gebruikt voor het opstellen van het taxatierapport en de bepaling van de reële waarde op de peildatum de meest recente NRVT-richtlijnen. De taxatiemethodiek is gebaseerd op de DCF-methode. De waarde op basis van een NRVT-taxatie wordt vastgesteld door de contante waarde te berekenen van alle nettokasstromen over een periode van ten minste tien jaar. Bij de waardering wordt uitgegaan van de waarde van het object na voltooiing van de ontwikkelactiviteiten, verminderd met de resterende kosten voor de voltooiing van het object en een aanpassing van de opbrengst en risico’s. De waarde wordt contant gemaakt naar de peildatum.
Indirecte ­vastgoedbeleggingen
De indirecte vastgoedbeleggingen betreffen participaties in beursgenoteerde vastgoedmaatschappijen of niet beursgenoteerde vastgoedbeleggingsinstellingen.
Participaties in beursgenoteerde vastgoedbeleggingen worden gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoers.
Participaties in niet-beursgenoteerde vastgoedbeleggingen worden gewaardeerd tegen de reële waarde, zijnde de intrinsieke waarde ultimo boekjaar ontleend aan de meest recente rapportages van de fondsmanagers gecorrigeerd voor kasstromen in de periode tot balansdatum, waarbij de onderliggende vastgoedbeleggingen zijn gewaardeerd op reële waarde die in de meeste gevallen is ontleend op basis van onafhankelijke taxatie, en in enkele gevallen aangevuld met schattingen van het management van het vastgoedfonds. Bij niet-beursgenoteerde indirecte vastgoed­beleggingen worden periodieke analyses van resultaten uitgevoerd, evenals analyse van de gecontroleerde jaarrekeningen van de indirecte vastgoedbeleggingen, en
vergelijking met de waardenopgaven van de fondsmanagers. Niet in alle gevallen zijn gecontroleerde jaarrekeningen beschikbaar voor vaststelling van de jaarrekening.
Aandelen
Onder de post aandelen zijn verantwoord:
  • Beursgenoteerde aandelen
Beursgenoteerde ­aandelen
Beursgenoteerde aandelen zijn gewaardeerd tegen de slotkoers op balansdatum. Aan deze beurswaarde worden de ultimo jaar betaalbaar gestelde maar nog niet ontvangen dividenden toegevoegd.
Vastrentende waarden
De post vastrentende waarden bestaat uit:
  • Obligaties, leningen op schuldbekentenis en andere waardepapieren met een ­variabele of vaste rente. Hierbij zijn ook inflatiedekkende obligaties verantwoord;
  • Participaties in beleggingsinstellingen die beleggen in vastrentende waarden;
  • Hypothecaire leningen;
  • Deposito’s en repo’s;
  • Infrastructuur leningen;
  • Overige vastrentende waarden Verzekeringsgroep Metaal Industrie (VGMI).
Obligaties, leningen op schuldbekentenis en andere waarde­papieren
Obligaties zijn gewaardeerd tegen de beurskoers op balansdatum inclusief de lopende interest ultimo jaar. Leningen op schuldbekentenis en andere waarde­papieren zijn gewaardeerd tegen reële waarde op basis van de contante waarde van toekomstige kasstromen.
Participaties in beleggingsinstellingen die beleggen in vast­rentende waarden
Participaties in beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen de beurskoers op balansdatum. Voor niet aan een beurs genoteerde fondsen betreft het de actuele waarde op basis van de door de vermogensbeheerder van dat fonds laatste afgegeven intrinsieke waarde, gecorrigeerd voor kasstromen die na de peildatum van de waardering hebben plaatsgevonden, dit is een benadering van de reële waarde.
Hypothecaire leningen
Voor participaties in hypothekenfondsen is deze gewaardeerd tegen de berekende intrinsieke waarde, die de reële waarde van de onderliggende beleggingen ­representeert.
Deposito’s en repo’s
Deposito’s en repo’s zijn gewaardeerd tegen reële waarde op balansdatum inclusief lopende interest. Deze is gelijk aan de netto contante waarde van de toekomstige kasstromen.
Infrastructuur ­leningen
Infrastructuur leningen worden gewaardeerd tegen reële waarde. Deze waardering komt tot stand door de externe vermogensbeheerder – en wordt minimaal eenmaal per jaar gecontroleerd door een externe accountant – en is gebaseerd op de ­volgende waarderingsmethode voor onderliggende individuele investeringen:
Netto contante waarde berekeningen (Discounted Cash Flow);
Overige vastrentende waarden VGMI
De gelden van de voormalige portefeuille (van het consortium van de) Verzekeringsgroep MetaalIndustrie (VGMI) zijn belegd in vastrentende waarden en hebben het risicoprofiel van leningen op schuldbekentenis aan de desbetreffende verzekeringsmaatschappijen. De beleggingen zijn gewaardeerd op reële waarde op basis van de geschatte toekomstige netto kasstroom die uit de beleggingen zullen toevloeien, contant gemaakt tegen de geldende marktrente, rekening houdend met het risicoprofiel en de looptijd van de beleggingen.
Derivaten
Derivaten zijn financiële instrumenten die zijn afgeleid van meer traditionele producten als aandelen en obligaties. Het betreft valutatermijncontracten, interest rate swaps en futures.
De ultimo jaar bestaande rechten en verplichtingen worden per derivatencontract gesaldeerd. Positieve posities uit hoofde van derivatencontracten ultimo verslagjaar worden gepresenteerd onder derivaten aan de activa zijde van de balans. Negatieve posities uit hoofde van derivatencontracten ultimo verslagjaar worden gepresenteerd als afzonderlijk post op de passiva zijde van de balans.
De nominale waarde van derivaten geeft het bedrag aan waarover het contract is afgesloten. De marktwaarde is de waarde als het contract ultimo jaar zou worden verkocht of teruggedraaid. De waarde wordt bepaald met behulp van markt­conforme en toetsbare waarderingsmodellen.
 
Voor de rentederivaten betreft dit het intern theoretisch waarderingsmodel, welke de contractgegevens van de swappositie en relevante yieldcurves gebruikt om de waarde van de swappositie te bepalen.
Voor de valutaderivaten wordt de waarde op afloopdatum bepaald door de nominale waarde te vermenigvuldigen met de wisselkoers op de afloopdatum van het contract minus de contractueel vastgelegde koers. Voor de afloopdatum wordt
de wisselkoers op afloopdatum geschat met behulp van de verwachte wisselkoersmutaties in de markt, welke tot uitdrukking komen als ‘forward tics’ (de ­verwachte mutaties in wisselkoersen op basis van de renteverschillen tussen de betrokken valuta’s. De verwachte kasstromen worden contant gemaakt tegen de relevante yieldcurve, waarbij de curve van de betrokken valuta gebruikt wordt.
Futures worden gewaardeerd tegen de laatst verhandelde dagprijs op de beurs waarop de future is genoteerd, waarbij de prijzen van de onderliggende waarden zijn gewogen.
Overige beleggingen
Onder de overige beleggingen zijn de volgende beleggingscategorieën opgenomen:
  • Private Equity
  • Infrastructuur
  • Bosbouw
  • Beleggingsliquiditeiten
  • Private Equity, Infrastructuur en Bosbouw worden gewaardeerd tegen reële waarde.
De waardering van Private Equity en Infrastructuur vindt plaats tegen het pro-rata aandeel van de investering in het eigen vermogen van het beleggingsfonds. Deze waardering komt tot stand door de externe vermogensbeheerder – en wordt minimaal eenmaal per jaar gecontroleerd door een externe onafhankelijke accountant – en is gebaseerd op de volgende waarderingsmethode voor onderliggende individuele investeringen:
  • Vergelijking met de actuele waarde van een ander financieel instrument dat ­vergelijkbare kenmerken heeft;
  • Netto contante waarde berekeningen (Discounted Cash Flow);
  • Waarderingsmodellen;
  • Laatste beschikbare statement van de externe manager met daarbij opgeteld de stortingen en onttrekkingen tot en met boekjaar.
De waardering van Bosbouw gebeurt op basis van een combinatie van drie waarderingsmethodes: soortgelijke verkopenbenadering, inkomstenbenadering en kostenbenadering:
  • Soortgelijke verkopenbenadering: er wordt een vergelijking gemaakt tussen ­verkopen van soortgelijke bosbouwpercelen in de regio;
  • De inkomstenbenadering: deze gaat uit van een reeks verwachte kasstromen, welke contant worden gemaakt tegen een veronderstelde discontocurve;
  • De kostenbenadering: deze houdt rechtstreeks verband met de recente markt­prijzen voor (kale) grond, (verhandelbaar) hout en oppervlakte met nog niet te ­verhandelen hout.
De taxateurs geven aan elk van de drie methodes een weging, om zodoende op een totaalwaardering uit te komen.
Beleggingsliquiditeiten worden gewaardeerd tegen nominale waarde.
 
Waardeveranderingen worden rechtstreeks in de staat van baten en lasten ­verwerkt, zonder vorming van een herwaarderingsreserve.
Overige vorderingen en overlopende activa
De overige vorderingen en overlopende activa omvatten onder meer de te vorderen premiebijdragen op werkgevers en vorderingen uit hoofde van beleggingen. De post vorderingen uit hoofde van beleggingen betreft vooral de waarde van onderhanden beleggingstransacties met een looptijd korter dan één jaar die tegen reële waarde gewaardeerd zijn. De te vorderen premies zijn bij eerste verwerking gewaardeerd tegen de reële waarde en bij vervolgwaarderingen wordt de nominale waarde eventueel gecorrigeerd met een voorziening voor mogelijke oninbaarheid.
Liquide middelen
De liquide middelen betreffen positieve rekening-courantposities bij bancaire instellingen die zijn gewaardeerd tegen nominale waarde. Onder de liquide middelen zijn opgenomen die kas- en banktegoeden die onmiddellijk opeisbaar zijn dan wel een looptijd korter dan twaalf maanden hebben. Zij worden onderscheiden van tegoeden in verband met beleggingstransacties. In geval van een negatieve positie wordt het saldo aan de passiefzijde van de balans getoond.
Liquide middelen uit hoofde van beleggingstransacties worden gepresenteerd onder de beleggingen.
Stichtingskapitaal en reserves
Stichtingskapitaal en reserves zijn bepaald door het bedrag dat resteert nadat alle actiefposten en posten van het vreemd vermogen - inclusief de voorziening pen­sioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds en overige voorzieningen - volgens de van toepassing zijnde waarderingsgrondslagen in de balans zijn ­opgenomen.
Technische voorzieningen
De technische voorzieningen bestaan bijna in zijn geheel uit de voorziening ­pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds.
Voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds
De voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds wordt gewaardeerd op actuele waarde (marktwaarde). De omvang van de voorziening pensioenverplichtingen wordt gebaseerd op de contante waarde van de verwachte toekomstige uitkeringen. Deze zijn gebaseerd op de ultimo verslagjaar opgebouwde pensioenen van de actieve deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden, alsmede de toekomstige totaal bereikbare pensioenen van arbeidsongeschikte deelnemers met een premievrije voortzetting van de pensioenopbouw. Onvoorwaardelijke toeslagverlening maakt onderdeel uit van de pensioenverplichtingen (alleen voor de arbeidsongeschikten met premievrije voortzetting). Er wordt geen rekening gehouden met toekomstige salarisontwikkelingen.
Rekenrente
De rekenrente is gebaseerd op de rentetermijnstructuur (RTS, zijnde marktrente)
die door DNB is gepubliceerd, waarbij de UFR-methodiek wordt gehanteerd. De gemiddelde marktrente ultimo 2023 behorende bij het profiel van de voorziening pensioenverplichtingen is 2,31% (2022: 2,55%).
Overlevingskansen
De overlevingskansen worden ontleend aan de Prognosetafel AG2022 (zoals gepubliceerd door het Koninklijk Actuarieel Genootschap) met toepassing van de voor PME geldende leeftijdsafhankelijke reductiefactoren PME 2020 op de sterftekansen en startjaar 2024 per eind 2023. De vergelijkende cijfers van 2022 zijn ontleend
aan de Prognosetafel AG2022 startjaar 2023 per eind 2022. Voor ingegane wezenpensioenen worden geen sterftekansen in aanmerking genomen.
Veronderstellingen partnerpensioen
Voor de verzekering van het partnerpensioen wordt uitgegaan van het systeem van een onbepaalde partner (2022: idem). Verder is aangenomen dat de partner drie jaar jonger is dan de verzekerde man en drie jaar ouder dan de verzekerde vrouw. De bij de berekening in aanmerking genomen partnerfrequenties voor mannen en vrouwen zijn gebaseerd op statistieken van het CBS. De leeftijd waarop de frequentie geldt van 100% is 67 jaar (2022: idem). Na pensioendatum vindt reservering plaats volgens het bepaalde partner systeem.
Arbeidsongeschiktheid
De jaarlijkse pensioenopbouw van de arbeidsongeschikte deelnemers is begrepen in de opgebouwde aanspraken. Voor de arbeidsongeschikte deelnemers is daarnaast de contante waarde van de in de toekomst op te bouwen aanspraken tot aan de
pensioenrichtdatum gereserveerd. Voor de berekening van de voorziening worden de in de toekomst op te bouwen aanspraken met 2,75% per jaar tot de pensioen­datum verhoogd (2022: 2,0%). Daarbij wordt verondersteld dat deze deelnemers niet zullen revalideren. Tevens is een voorziening voor toekomstige arbeidsongeschiktheids­gevallen opgenomen ter grootte van de laatste twee jaar in de premie opgenomen opslag voor premievrijstelling.
Toeslagen
De per 1 januari van het volgende jaar toegezegde toeslagen op de pensioenen zijn opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen, voor zover het toeslagbesluit voor jaareinde is genomen.
Dekking toekomstige uitvoeringskosten
Met toekomstige uitvoeringskosten wordt rekening gehouden door een opslag van 1,70% op de voorziening pensioenverplichtingen (2022: 1,70%).
Spaarfonds gemoedsbezwaarden
Indien de aangesloten werkgever/werknemer gemoedsbezwaren heeft tegen elke vorm van verzekeren, wordt de betaalde premie aangemerkt als spaarsaldo. Op de betaalde premie wordt 4% ingehouden voor administratiekosten. Premie en rendement worden toegevoegd en uitkeringen worden onttrokken over een periode van 15 jaar. Het rendement voor actieve en gewezen deelnemers is gebaseerd op het gemiddelde u-rendement van het voorgaande jaar.
Kenmerken pensioenregeling
De door het fonds uit te voeren pensioenregeling kan worden gekarakteriseerd als een voorwaardelijk geïndexeerde middelloonregeling.
De pensioenregeling voorziet in ouderdomspensioen ten behoeve van deelnemers en gewezen deelnemers en in partner- en wezenpensioen ten behoeve van de nagelaten betrekkingen.
De pensioengrondslag wordt bepaald door het salaris te verminderen met een franchise. Er is sprake van een maximum salaris. De franchise en het maximum salaris worden jaarlijks per 1 januari aangepast.
Jaarlijks bepaalt het bestuur, op basis van door het fonds vastgesteld beleid, of en zo ja hoeveel toeslag er wordt verleend. De toeslagverlening is voorwaardelijk en is maximaal de prijsindex.
Overige schulden en overlopende passiva
De overige schulden en overlopende passiva omvatten onder meer de posten beleggingscrediteuren en overige schulden aan externe partijen. De beleggingscrediteuren omvatten de verplichtingen uit hoofde van onderpand, kortlopende schulden uit hoofde van beleggingen en schulden aan bancaire instellingen.
Deze worden bij de eerste verwerking gewaardeerd tegen de reële waarde en bij vervolgwaardering gewaardeerd tegen de nominale waarde van de schuld. De ­overige schulden hebben een looptijd korter dan een jaar.
   
 
Grondslagen voor de staat van baten en lasten
Algemeen
De in de staat van baten en lasten opgenomen posten zijn in belangrijke mate gerelateerd aan de in de balans gehanteerde waarderingsgrondslagen voor beleggingen en de voorziening pensioenverplichtingen. Zowel gerealiseerde als ongerealiseerde resultaten worden rechtstreeks verantwoord in het resultaat.
Premiebijdragen (van werkgevers en werknemers)
Als premiebijdragen is vermeld het totaal van de in het verslagjaar gefactureerde premies, rekening houdend met per balansdatum nog te factureren premies.
Beleggingsresultaten
Onder de beleggingsresultaten zijn opgenomen de directe en de indirecte beleggingsresultaten, onder aftrek van de kosten van vermogensbeheer.
Directe ­beleggingsresultaten
Als directe beleggingsresultaten zijn verantwoord:
  • De aan het verslagjaar toe te rekenen interest, (netto) huren en dergelijke;
  • De in het verslagjaar gedeclareerde dividenden, inclusief stockdividend.
Indirecte ­beleggingsresultaten
Als indirecte beleggingsresultaten zijn verantwoord de gerealiseerde en ongerealiseerde resultaten.
Kosten ­vermogensbeheer
De kosten van vermogensbeheer worden toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. Overige kosten en performance vergoedingen zijn verrekend met de indirecte beleggingsresultaten.
Overige baten
Deze zijn opgenomen voor de aan het boekjaar toe te rekenen bedragen.
Pensioenuitkeringen
De uitkeringen pensioenen betreffen de opeisbare uitkeringen inzake het ouderdoms­pensioen, partner- en wezenpensioen, Anw-pensioen, WIA-excedent en de afkopen.
Pensioenuitvoeringskosten
Voor pensioenuitvoeringskosten die hun oorsprong in het boekjaar hebben, maar waarvan de uitgaven pas in de toekomst zullen plaatsvinden, is een reserve getroffen.
Personeelsbeloningen
Personeelsbeloningen vormen geen aparte regel in de staat van baten en lasten. Deze kosten zijn opgenomen in de pensioenuitvoeringskosten. Voor een nadere ­specificatie wordt verwezen naar de betreffende toelichting.
Pensioenlasten
De over het verslagjaar verschuldigde premie maakt onderdeel uit van de pensioenuitvoeringskosten.
Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds
De mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds is ­opgesplitst in een aantal onderdelen. Deze onderdelen worden hierna toegelicht.
Pensioenopbouw
Onder pensioenopbouw is opgenomen de actuarieel berekende waarde van de diensttijdopbouw. Dit is het effect op de voorziening pensioenverplichtingen van de in het verslagjaar opgebouwde nominale aanspraken op ouderdomspensioen en partnerpensioen. Verder is hierin begrepen het effect van de individuele salarisontwikkeling. Er wordt geen rekening gehouden met toekomstige salarisontwikkelingen en/of toeslagverlening.
Toeslagverlening
De voorziening is ultimo jaar verhoogd met de toeslagen die gedurende het boekjaar of primo het volgende verslagjaar zijn toegekend. De toeslagen worden toegepast indien en voor zover de middelen van het fonds dit naar het oordeel van het bestuur toelaten.
Interesttoevoeging
De pensioenverplichtingen zijn opgerent met 3,264% (2022: -0,486%). Dit is de 1-jaarsrente per 31 december 2022, berekend over de gehele pensioenverplichting.
Onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten
Vooraf wordt een actuariële berekening gemaakt van de toekomstige pensioenuitvoeringskosten en pensioenuitkeringen die in de voorziening pensioenverplichtingen worden opgenomen. Deze post betreft de vrijval ten behoeve van de financiering van de kosten en uitkeringen van het verslagjaar.
Wijziging marktrente
Jaarlijks wordt per 31 december de actuele waarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de actuele rentetermijn¬structuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder 'wijziging marktrente'. Ultimo 2022 bedroeg de uit de toen gehanteerde rentetermijnstructuur afgeleide fondsspecifieke gemiddelde interne rekenrente 2,55%. Per einde 2023 is deze gemiddelde interne rekenrente op basis van de per die datum geldende rentetermijnstructuur gedaald naar 2,31%.
Wijzigingen actuariële grondslagen
De schattingswijzigingen hebben betrekking op incidentele wijzigingen van de regelingen en/of incidentele wijzigingen in actuariële grondslagen en/of methoden.
Wijzigingen uit hoofde van overdracht van rechten
Als wijziging uit hoofde van overdracht van rechten is opgenomen de aan het
verslagjaar toe te rekenen actuariële waarde van de overgenomen respectievelijk overgedragen pensioenaanspraken. Dit betreft zowel collectieve als individuele
waardeoverdrachten.
UFR-wijzigingen
Het effect van de aanpassing van de UFR-methode wordt hieronder verantwoord.
Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen
De resterende mutaties van de voorziening zijn opgenomen onder overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen.
Mutatie voorziening gemoedsbezwaren
De toevoegingen, onttrekkingen en rendement wijzigingen aan het spaarfonds gemoedsbezwaarden worden toegekend aan de periode waarop deze betrekking hebben.
Saldo herverzekering
Herverzekeringskosten worden toegerekend aan de periode waarop de herverzekeringen betrekking heeft.
Saldo overdrachten van rechten
De overdrachtswaarden van de pensioenen van individuele deelnemers zijn gebaseerd op de wettelijke berekeningsgrondslagen. Overdrachtswaarden van collectieve waardeoverdrachten komen tot stand door overleg tussen PME en tegenpartij. De waardeoverdrachten worden toegerekend aan het verslagjaar waarin de bijbehorende pensioenaanspraken zijn verwerkt.
Overige lasten
Deze zijn opgenomen voor de aan het boekjaar toe te rekenen bedragen.
   
 
Grondslagen voor het kasstroomoverzicht
 
Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de directe methode, waarbij onderscheid is gemaakt tussen kasstromen uit pensioen- en beleggingsactiviteiten.
De geldmiddelen bestaan uit de mutatie van de posten Liquide middelen en zijn daardoor exclusief de liquide middelen ten behoeve van beleggingstransacties.
1 Artikel 3.1 van de statuten luidt: Het fonds heeft ten doel overeenkomstig de bepalingen van deze statuten, de pen­sioenreglementen, het uitvoeringsreglement, en de andere reglementen van het fonds aan werknemers en gewezen werknemers alsmede hun nabestaanden in de bedrijfstak Metalektro, in (al dan niet) aanverwante bedrijfstakken die op grond van een verplichtstellingsbeschikking verplicht zijn aangesloten bij het fonds en voor werkgevers buiten de Metalektro die zich vrijwillig hebben aangesloten bij het fonds, aanspraken toe te kennen op uitkeringen bij ouderdom, invaliditeit of overlijden.
Arrow-prev Arrow-next