|
Bij de taxaties is gewerkt volgens de richtlijnen van de Royal Institution of Chartered Surveyors (RICS), Investment Property Databank (MSCI), International Valuation Standard (IVS) en het Nederlands Register Vastgoed Taxateurs (NRVT). De taxateurs hebben bevestigd dat ze ten behoeve van de taxaties de gevraagde informatie ontvangen hebben en door het fonds is verklaard dat het fonds alle relevante informatie aan de taxateurs heeft aangeleverd.
Beleggingen in direct vastgoed waarvoor een onvoorwaardelijke verkoopovereenkomst tot stand is gekomen doch die aan het eind van het verslagjaar nog niet geleverd is, zijn gewaardeerd tegen de overeengekomen verkoopprijs.
|
Vastgoed in ontwikkeling
|
Objecten (projecten) die ontwikkeld worden om vervolgens te worden toegevoegd aan de portefeuille vastgoed in exploitatie worden tijdens de ontwikkeling geclassificeerd als vastgoed in ontwikkeling. De kostprijs bestaat uit kosten die direct betrekking hebben op het project (zoals kosten van grond en terreinen, aannemer, architect, adviseurs en verzekeringen). Aan de projecten worden geen interne ontwikkelingskosten, indirecte kosten of rentekosten toegerekend. Vastgoed in ontwikkeling wordt vervolgens gewaardeerd tegen reële waarde.
Objecten worden geacht niet meer in ontwikkeling te zijn indien de eerste overdracht heeft plaatsgevonden na gereedkomen van het object door de ontwikkelaar van het Fonds. Projecten met deelopleveringen worden in zijn geheel meegenomen in het waarderingsproces. Een waardemutatie wordt naar rato toegerekend aan het opgeleverde deel en het deel dat nog in ontwikkeling is per jaareinde.
De taxateur gebruikt voor het opstellen van het taxatierapport en de bepaling van de reële waarde op de peildatum de meest recente NRVT-richtlijnen. De taxatiemethodiek is gebaseerd op de DCF-methode. De waarde op basis van een NRVT-taxatie wordt vastgesteld door de contante waarde te berekenen van alle nettokasstromen over een periode van ten minste tien jaar. Bij de waardering wordt uitgegaan van de waarde van het object na voltooiing van de ontwikkelactiviteiten, verminderd met de resterende kosten voor de voltooiing van het object en een aanpassing van de opbrengst en risico’s. De waarde wordt contant gemaakt naar de peildatum.
|
Indirecte vastgoedbeleggingen
|
De indirecte vastgoedbeleggingen betreffen participaties in beursgenoteerde vastgoedmaatschappijen of niet beursgenoteerde vastgoedbeleggingsinstellingen.
Participaties in beursgenoteerde vastgoedbeleggingen worden gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoers.
Participaties in niet-beursgenoteerde vastgoedbeleggingen worden gewaardeerd tegen de reële waarde, zijnde de intrinsieke waarde ultimo boekjaar ontleend aan de meest recente rapportages van de fondsmanagers gecorrigeerd voor kasstromen in de periode tot balansdatum, waarbij de onderliggende vastgoedbeleggingen zijn gewaardeerd op reële waarde die in de meeste gevallen is ontleend op basis van onafhankelijke taxatie, en in enkele gevallen aangevuld met schattingen van het management van het vastgoedfonds. Bij niet-beursgenoteerde indirecte vastgoedbeleggingen worden periodieke analyses van resultaten uitgevoerd, evenals analyse van de gecontroleerde jaarrekeningen van de indirecte vastgoedbeleggingen, en vergelijking met de waardenopgaven van de fondsmanagers. Niet in alle gevallen zijn gecontroleerde jaarrekeningen beschikbaar voor vaststelling van de jaarrekening.
|
Aandelen
|
Onder de post aandelen zijn verantwoord:
|
Beursgenoteerde aandelen
|
Beursgenoteerde aandelen zijn gewaardeerd tegen de slotkoers op balansdatum. Aan deze beurswaarde worden de ultimo jaar betaalbaar gestelde maar nog niet ontvangen dividenden toegevoegd.
|
Vastrentende waarden
|
De post vastrentende waarden bestaat uit:
-
Obligaties, leningen op schuldbekentenis en andere waardepapieren met een variabele of vaste rente. Hierbij zijn ook inflatiedekkende obligaties verantwoord;
-
Participaties in beleggingsinstellingen die beleggen in vastrentende waarden;
-
Hypothecaire leningen;
-
Deposito’s en repo’s;
-
Infrastructuur leningen;
-
Overige vastrentende waarden Verzekeringsgroep Metaal Industrie (VGMI).
|
Obligaties, leningen op schuldbekentenis en andere waardepapieren
|
Obligaties zijn gewaardeerd tegen de beurskoers op balansdatum inclusief de lopende interest ultimo jaar. Leningen op schuldbekentenis en andere waardepapieren zijn gewaardeerd tegen reële waarde op basis van de contante waarde van toekomstige kasstromen.
|
Participaties in beleggingsinstellingen die beleggen in vastrentende waarden
|
Participaties in beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen de beurskoers op balansdatum. Voor niet aan een beurs genoteerde fondsen betreft het de actuele waarde op basis van de door de vermogensbeheerder van dat fonds laatste afgegeven intrinsieke waarde, gecorrigeerd voor kasstromen die na de peildatum van de waardering hebben plaatsgevonden, dit is een benadering van de reële waarde.
|
Hypothecaire leningen
|
Voor participaties in hypothekenfondsen is deze gewaardeerd tegen de berekende intrinsieke waarde, die de reële waarde van de onderliggende beleggingen representeert.
|
Deposito’s en repo’s
|
Deposito’s en repo’s zijn gewaardeerd tegen reële waarde op balansdatum inclusief lopende interest. Deze is gelijk aan de netto contante waarde van de toekomstige kasstromen.
|
Infrastructuur leningen
|
Infrastructuur leningen worden gewaardeerd tegen reële waarde. Deze waardering komt tot stand door de externe vermogensbeheerder – en wordt minimaal eenmaal per jaar gecontroleerd door een externe accountant – en is gebaseerd op de volgende waarderingsmethode voor onderliggende individuele investeringen:
Netto contante waarde berekeningen (Discounted Cash Flow);
|
Overige vastrentende waarden VGMI
|
De gelden van de voormalige portefeuille (van het consortium van de) Verzekeringsgroep MetaalIndustrie (VGMI) zijn belegd in vastrentende waarden en hebben het risicoprofiel van leningen op schuldbekentenis aan de desbetreffende verzekeringsmaatschappijen. De beleggingen zijn gewaardeerd op reële waarde op basis van de geschatte toekomstige netto kasstroom die uit de beleggingen zullen toevloeien, contant gemaakt tegen de geldende marktrente, rekening houdend met het risicoprofiel en de looptijd van de beleggingen.
|
Derivaten
|
Derivaten zijn financiële instrumenten die zijn afgeleid van meer traditionele producten als aandelen en obligaties. Het betreft valutatermijncontracten, interest rate swaps en futures.
De ultimo jaar bestaande rechten en verplichtingen worden per derivatencontract gesaldeerd. Positieve posities uit hoofde van derivatencontracten ultimo verslagjaar worden gepresenteerd onder derivaten aan de activa zijde van de balans. Negatieve posities uit hoofde van derivatencontracten ultimo verslagjaar worden gepresenteerd als afzonderlijk post op de passiva zijde van de balans.
De nominale waarde van derivaten geeft het bedrag aan waarover het contract is afgesloten. De marktwaarde is de waarde als het contract ultimo jaar zou worden verkocht of teruggedraaid. De waarde wordt bepaald met behulp van marktconforme en toetsbare waarderingsmodellen.
|
|
Voor de rentederivaten betreft dit het intern theoretisch waarderingsmodel, welke de contractgegevens van de swappositie en relevante yieldcurves gebruikt om de waarde van de swappositie te bepalen.
Voor de valutaderivaten wordt de waarde op afloopdatum bepaald door de nominale waarde te vermenigvuldigen met de wisselkoers op de afloopdatum van het contract minus de contractueel vastgelegde koers. Voor de afloopdatum wordt de wisselkoers op afloopdatum geschat met behulp van de verwachte wisselkoersmutaties in de markt, welke tot uitdrukking komen als ‘forward tics’ (de verwachte mutaties in wisselkoersen op basis van de renteverschillen tussen de betrokken valuta’s. De verwachte kasstromen worden contant gemaakt tegen de relevante yieldcurve, waarbij de curve van de betrokken valuta gebruikt wordt.
Futures worden gewaardeerd tegen de laatst verhandelde dagprijs op de beurs waarop de future is genoteerd, waarbij de prijzen van de onderliggende waarden zijn gewogen.
|
Overige beleggingen
|
Onder de overige beleggingen zijn de volgende beleggingscategorieën opgenomen:
-
Private Equity
-
Infrastructuur
-
Bosbouw
-
Beleggingsliquiditeiten
-
Private Equity, Infrastructuur en Bosbouw worden gewaardeerd tegen reële waarde.
De waardering van Private Equity en Infrastructuur vindt plaats tegen het pro-rata aandeel van de investering in het eigen vermogen van het beleggingsfonds. Deze waardering komt tot stand door de externe vermogensbeheerder – en wordt minimaal eenmaal per jaar gecontroleerd door een externe onafhankelijke accountant – en is gebaseerd op de volgende waarderingsmethode voor onderliggende individuele investeringen:
-
Vergelijking met de actuele waarde van een ander financieel instrument dat vergelijkbare kenmerken heeft;
-
Netto contante waarde berekeningen (Discounted Cash Flow);
-
Waarderingsmodellen;
-
Laatste beschikbare statement van de externe manager met daarbij opgeteld de stortingen en onttrekkingen tot en met boekjaar.
De waardering van Bosbouw gebeurt op basis van een combinatie van drie waarderingsmethodes: soortgelijke verkopenbenadering, inkomstenbenadering en kostenbenadering:
-
Soortgelijke verkopenbenadering: er wordt een vergelijking gemaakt tussen verkopen van soortgelijke bosbouwpercelen in de regio;
-
De inkomstenbenadering: deze gaat uit van een reeks verwachte kasstromen, welke contant worden gemaakt tegen een veronderstelde discontocurve;
-
De kostenbenadering: deze houdt rechtstreeks verband met de recente marktprijzen voor (kale) grond, (verhandelbaar) hout en oppervlakte met nog niet te verhandelen hout.
De taxateurs geven aan elk van de drie methodes een weging, om zodoende op een totaalwaardering uit te komen.
Beleggingsliquiditeiten worden gewaardeerd tegen nominale waarde.
|
|
Waardeveranderingen worden rechtstreeks in de staat van baten en lasten verwerkt, zonder vorming van een herwaarderingsreserve.
|
Overige vorderingen en overlopende activa
|
De overige vorderingen en overlopende activa omvatten onder meer de te vorderen premiebijdragen op werkgevers en vorderingen uit hoofde van beleggingen. De post vorderingen uit hoofde van beleggingen betreft vooral de waarde van onderhanden beleggingstransacties met een looptijd korter dan één jaar die tegen reële waarde gewaardeerd zijn. De te vorderen premies zijn bij eerste verwerking gewaardeerd tegen de reële waarde en bij vervolgwaarderingen wordt de nominale waarde eventueel gecorrigeerd met een voorziening voor mogelijke oninbaarheid.
|
Liquide middelen
|
De liquide middelen betreffen positieve rekening-courantposities bij bancaire instellingen die zijn gewaardeerd tegen nominale waarde. Onder de liquide middelen zijn opgenomen die kas- en banktegoeden die onmiddellijk opeisbaar zijn dan wel een looptijd korter dan twaalf maanden hebben. Zij worden onderscheiden van tegoeden in verband met beleggingstransacties. In geval van een negatieve positie wordt het saldo aan de passiefzijde van de balans getoond.
Liquide middelen uit hoofde van beleggingstransacties worden gepresenteerd onder de beleggingen.
|
Stichtingskapitaal en reserves
|
Stichtingskapitaal en reserves zijn bepaald door het bedrag dat resteert nadat alle actiefposten en posten van het vreemd vermogen - inclusief de voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds en overige voorzieningen - volgens de van toepassing zijnde waarderingsgrondslagen in de balans zijn opgenomen.
|
Technische voorzieningen
|
De technische voorzieningen bestaan bijna in zijn geheel uit de voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds.
|
Voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds
|
De voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds wordt gewaardeerd op actuele waarde (marktwaarde). De omvang van de voorziening pensioenverplichtingen wordt gebaseerd op de contante waarde van de verwachte toekomstige uitkeringen. Deze zijn gebaseerd op de ultimo verslagjaar opgebouwde pensioenen van de actieve deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden, alsmede de toekomstige totaal bereikbare pensioenen van arbeidsongeschikte deelnemers met een premievrije voortzetting van de pensioenopbouw. Onvoorwaardelijke toeslagverlening maakt onderdeel uit van de pensioenverplichtingen (alleen voor de arbeidsongeschikten met premievrije voortzetting). Er wordt geen rekening gehouden met toekomstige salarisontwikkelingen.
|
Rekenrente
|
De rekenrente is gebaseerd op de rentetermijnstructuur (RTS, zijnde marktrente) die door DNB is gepubliceerd, waarbij de UFR-methodiek wordt gehanteerd. De gemiddelde marktrente ultimo 2023 behorende bij het profiel van de voorziening pensioenverplichtingen is 2,31% (2022: 2,55%).
|
Overlevingskansen
|
De overlevingskansen worden ontleend aan de Prognosetafel AG2022 (zoals gepubliceerd door het Koninklijk Actuarieel Genootschap) met toepassing van de voor PME geldende leeftijdsafhankelijke reductiefactoren PME 2020 op de sterftekansen en startjaar 2024 per eind 2023. De vergelijkende cijfers van 2022 zijn ontleend aan de Prognosetafel AG2022 startjaar 2023 per eind 2022. Voor ingegane wezenpensioenen worden geen sterftekansen in aanmerking genomen.
|
Veronderstellingen partnerpensioen
|
Voor de verzekering van het partnerpensioen wordt uitgegaan van het systeem van een onbepaalde partner (2022: idem). Verder is aangenomen dat de partner drie jaar jonger is dan de verzekerde man en drie jaar ouder dan de verzekerde vrouw. De bij de berekening in aanmerking genomen partnerfrequenties voor mannen en vrouwen zijn gebaseerd op statistieken van het CBS. De leeftijd waarop de frequentie geldt van 100% is 67 jaar (2022: idem). Na pensioendatum vindt reservering plaats volgens het bepaalde partner systeem.
|
Arbeidsongeschiktheid
|
De jaarlijkse pensioenopbouw van de arbeidsongeschikte deelnemers is begrepen in de opgebouwde aanspraken. Voor de arbeidsongeschikte deelnemers is daarnaast de contante waarde van de in de toekomst op te bouwen aanspraken tot aan de pensioenrichtdatum gereserveerd. Voor de berekening van de voorziening worden de in de toekomst op te bouwen aanspraken met 2,75% per jaar tot de pensioendatum verhoogd (2022: 2,0%). Daarbij wordt verondersteld dat deze deelnemers niet zullen revalideren. Tevens is een voorziening voor toekomstige arbeidsongeschiktheidsgevallen opgenomen ter grootte van de laatste twee jaar in de premie opgenomen opslag voor premievrijstelling.
|
Toeslagen
|
De per 1 januari van het volgende jaar toegezegde toeslagen op de pensioenen zijn opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen, voor zover het toeslagbesluit voor jaareinde is genomen.
|
Dekking toekomstige uitvoeringskosten
|
Met toekomstige uitvoeringskosten wordt rekening gehouden door een opslag van 1,70% op de voorziening pensioenverplichtingen (2022: 1,70%).
|
Spaarfonds gemoedsbezwaarden
|
Indien de aangesloten werkgever/werknemer gemoedsbezwaren heeft tegen elke vorm van verzekeren, wordt de betaalde premie aangemerkt als spaarsaldo. Op de betaalde premie wordt 4% ingehouden voor administratiekosten. Premie en rendement worden toegevoegd en uitkeringen worden onttrokken over een periode van 15 jaar. Het rendement voor actieve en gewezen deelnemers is gebaseerd op het gemiddelde u-rendement van het voorgaande jaar.
|
Kenmerken pensioenregeling
|
De door het fonds uit te voeren pensioenregeling kan worden gekarakteriseerd als een voorwaardelijk geïndexeerde middelloonregeling.
De pensioenregeling voorziet in ouderdomspensioen ten behoeve van deelnemers en gewezen deelnemers en in partner- en wezenpensioen ten behoeve van de nagelaten betrekkingen.
De pensioengrondslag wordt bepaald door het salaris te verminderen met een franchise. Er is sprake van een maximum salaris. De franchise en het maximum salaris worden jaarlijks per 1 januari aangepast.
Jaarlijks bepaalt het bestuur, op basis van door het fonds vastgesteld beleid, of en zo ja hoeveel toeslag er wordt verleend. De toeslagverlening is voorwaardelijk en is maximaal de prijsindex.
|
Overige schulden en overlopende passiva
|
De overige schulden en overlopende passiva omvatten onder meer de posten beleggingscrediteuren en overige schulden aan externe partijen. De beleggingscrediteuren omvatten de verplichtingen uit hoofde van onderpand, kortlopende schulden uit hoofde van beleggingen en schulden aan bancaire instellingen.
Deze worden bij de eerste verwerking gewaardeerd tegen de reële waarde en bij vervolgwaardering gewaardeerd tegen de nominale waarde van de schuld. De overige schulden hebben een looptijd korter dan een jaar.
|
|
|
|
Grondslagen voor de staat van baten en lasten
|
Algemeen
|
De in de staat van baten en lasten opgenomen posten zijn in belangrijke mate gerelateerd aan de in de balans gehanteerde waarderingsgrondslagen voor beleggingen en de voorziening pensioenverplichtingen. Zowel gerealiseerde als ongerealiseerde resultaten worden rechtstreeks verantwoord in het resultaat.
|
Premiebijdragen (van werkgevers en werknemers)
|
Als premiebijdragen is vermeld het totaal van de in het verslagjaar gefactureerde premies, rekening houdend met per balansdatum nog te factureren premies.
|
Beleggingsresultaten
|
Onder de beleggingsresultaten zijn opgenomen de directe en de indirecte beleggingsresultaten, onder aftrek van de kosten van vermogensbeheer.
|
Directe beleggingsresultaten
|
Als directe beleggingsresultaten zijn verantwoord:
-
De aan het verslagjaar toe te rekenen interest, (netto) huren en dergelijke;
-
De in het verslagjaar gedeclareerde dividenden, inclusief stockdividend.
|
Indirecte beleggingsresultaten
|
Als indirecte beleggingsresultaten zijn verantwoord de gerealiseerde en ongerealiseerde resultaten.
|
Kosten vermogensbeheer
|
De kosten van vermogensbeheer worden toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. Overige kosten en performance vergoedingen zijn verrekend met de indirecte beleggingsresultaten.
|
Overige baten
|
Deze zijn opgenomen voor de aan het boekjaar toe te rekenen bedragen.
|
Pensioenuitkeringen
|
De uitkeringen pensioenen betreffen de opeisbare uitkeringen inzake het ouderdomspensioen, partner- en wezenpensioen, Anw-pensioen, WIA-excedent en de afkopen.
|
Pensioenuitvoeringskosten
|
Voor pensioenuitvoeringskosten die hun oorsprong in het boekjaar hebben, maar waarvan de uitgaven pas in de toekomst zullen plaatsvinden, is een reserve getroffen.
|
Personeelsbeloningen
|
Personeelsbeloningen vormen geen aparte regel in de staat van baten en lasten. Deze kosten zijn opgenomen in de pensioenuitvoeringskosten. Voor een nadere specificatie wordt verwezen naar de betreffende toelichting.
|
Pensioenlasten
|
De over het verslagjaar verschuldigde premie maakt onderdeel uit van de pensioenuitvoeringskosten.
|
Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds
|
De mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds is opgesplitst in een aantal onderdelen. Deze onderdelen worden hierna toegelicht.
|
Pensioenopbouw
|
Onder pensioenopbouw is opgenomen de actuarieel berekende waarde van de diensttijdopbouw. Dit is het effect op de voorziening pensioenverplichtingen van de in het verslagjaar opgebouwde nominale aanspraken op ouderdomspensioen en partnerpensioen. Verder is hierin begrepen het effect van de individuele salarisontwikkeling. Er wordt geen rekening gehouden met toekomstige salarisontwikkelingen en/of toeslagverlening.
|
Toeslagverlening
|
De voorziening is ultimo jaar verhoogd met de toeslagen die gedurende het boekjaar of primo het volgende verslagjaar zijn toegekend. De toeslagen worden toegepast indien en voor zover de middelen van het fonds dit naar het oordeel van het bestuur toelaten.
|
Interesttoevoeging
|
De pensioenverplichtingen zijn opgerent met 3,264% (2022: -0,486%). Dit is de 1-jaarsrente per 31 december 2022, berekend over de gehele pensioenverplichting.
|
Onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten
|
Vooraf wordt een actuariële berekening gemaakt van de toekomstige pensioenuitvoeringskosten en pensioenuitkeringen die in de voorziening pensioenverplichtingen worden opgenomen. Deze post betreft de vrijval ten behoeve van de financiering van de kosten en uitkeringen van het verslagjaar.
|
Wijziging marktrente
|
Jaarlijks wordt per 31 december de actuele waarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de actuele rentetermijn¬structuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder 'wijziging marktrente'. Ultimo 2022 bedroeg de uit de toen gehanteerde rentetermijnstructuur afgeleide fondsspecifieke gemiddelde interne rekenrente 2,55%. Per einde 2023 is deze gemiddelde interne rekenrente op basis van de per die datum geldende rentetermijnstructuur gedaald naar 2,31%.
|
Wijzigingen actuariële grondslagen
|
De schattingswijzigingen hebben betrekking op incidentele wijzigingen van de regelingen en/of incidentele wijzigingen in actuariële grondslagen en/of methoden.
|
Wijzigingen uit hoofde van overdracht van rechten
|
Als wijziging uit hoofde van overdracht van rechten is opgenomen de aan het verslagjaar toe te rekenen actuariële waarde van de overgenomen respectievelijk overgedragen pensioenaanspraken. Dit betreft zowel collectieve als individuele waardeoverdrachten.
|
UFR-wijzigingen
|
Het effect van de aanpassing van de UFR-methode wordt hieronder verantwoord.
|
Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen
|
De resterende mutaties van de voorziening zijn opgenomen onder overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen.
|
Mutatie voorziening gemoedsbezwaren
|
De toevoegingen, onttrekkingen en rendement wijzigingen aan het spaarfonds gemoedsbezwaarden worden toegekend aan de periode waarop deze betrekking hebben.
|
Saldo herverzekering
|
Herverzekeringskosten worden toegerekend aan de periode waarop de herverzekeringen betrekking heeft.
|
Saldo overdrachten van rechten
|
De overdrachtswaarden van de pensioenen van individuele deelnemers zijn gebaseerd op de wettelijke berekeningsgrondslagen. Overdrachtswaarden van collectieve waardeoverdrachten komen tot stand door overleg tussen PME en tegenpartij. De waardeoverdrachten worden toegerekend aan het verslagjaar waarin de bijbehorende pensioenaanspraken zijn verwerkt.
|
Overige lasten
|
Deze zijn opgenomen voor de aan het boekjaar toe te rekenen bedragen.
|
|
|
|
Grondslagen voor het kasstroomoverzicht
|
|
Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de directe methode, waarbij onderscheid is gemaakt tussen kasstromen uit pensioen- en beleggingsactiviteiten.
De geldmiddelen bestaan uit de mutatie van de posten Liquide middelen en zijn daardoor exclusief de liquide middelen ten behoeve van beleggingstransacties.
|