PME is ervan overtuigd dat een goed pensioen het beste samen wordt geregeld op basis van solidariteit. PME is van werkgevers én werknemers in de bedrijfstak. Samen delen zij de kosten en risico’s van hun pensioen. Met deze solidariteit is iedereen beter af. Waar wetten en regels een goed pensioen soms in de weg staan, zet PME zich in voor verbetering. Dat gebeurt zoveel mogelijk samen met andere pensioenfondsen én met de sociale partners.
De sociale partners van PME bereikten eind 2020 een akkoord over een aanpassing van premie en opbouw van de pensioenregeling in 2021 en 2022 in het kader van de driejarige uitvoeringsovereenkomst 2020-2022. Onderdeel van dit akkoord betrof de verhoging van de pensioenpremie van 22,7 procent (2020) naar 27,59 procent (2021) tot 27,98 procent (2022). Deze premieverhogingen komen volledig voor rekening van de werkgevers.
Vanaf 1 januari 2021 gaat het zogenoemde opbouwpercentage omlaag naar 1,815 procent van de pensioengrondslag (was 1,875 procent). Dit percentage bepaalt hoeveel een deelnemer in 1 jaar aan pensioen opbouwt. Voor iemand met een bruto jaarsalaris van € 45.000 betekent dit € 1,50 per maand minder pensioenopbouw, ofwel € 18 per jaar.
Er gingen 9.035 mensen met pensioen, gemiddeld was hun leeftijd 66 jaar
De oudste gepensioneerde
met een ouderdomspensioen
is 104 jaar
Er overleden
5.517
gepensioneerden
De gemiddelde
ouderdomspensioenuitkering
bedraagt € 8.982 bruto
per jaar
Er werden 4.465 nieuwe
partnerpensioenuitkeringen
toegekend
In totaal keerde
PME voor
€ 993 miljoen
uit aan ouderdomspensioen
Er werden
440 nieuwe wezenpensioenen toegekend
Het gemiddelde wezenpensioen
bedroeg
€ 1.976 bruto per jaar
De gemiddelde
partnerpensioenuitkering
bedroeg
€ 4.497 bruto per jaar
De oudste pensioengerechtigde
met een partnerpensioen
is 107 jaar
Sinds eind 2005 nam PME een voorziening op voor de financiering van de overgangsregeling. Met deze zogenoemde VEP (Voorwaardelijk Extra Pensioen)-regeling kunnen mensen eerder stoppen met werken. Eind 2020 liep deze regeling af. De VEP-aanspraken voor de laatste geboortejaren 1960 tot en met 1972 (24.000 deelnemers) werden ingekocht. Vanwege de beperkte financiële middelen besloot het bestuur in maart 2021 om deze regeling eind 2020 met een 63,54%-correctiefactor toe te kennen aan deze 24.000 deelnemers.
Werknemers van 60 jaar en ouder kunnen sinds juli 2019 deelnemen aan het generatiepact. Hiermee kan een werknemer minder uren gaan werken, terwijl de pensioenopbouw wel volledig doorloopt. Dat de werknemer minder gaat werken, heeft dus geen gevolgen voor de hoogte van het pensioen dat hij of zij later ontvangt. Eind 2020 namen 2.160 werknemers van 583 werkgevers deel aan de generatiepactregeling. De pilot eindigde per 1 december 2020. Sociale partners onderhandelden begin 2021 over een voortzetting van de pilot.
In 2020 gingen 14 werknemers met deeltijdpensioen. Eind 2020 ontvingen in totaal 160 mensen een deeltijdpensioen.
Werknemers die (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt (meer dan 35 procent) worden, ontvangen een WIA-uitkering van de overheid. Bij PME blijven deze (ex-)werknemers pensioen opbouwen voor het deel dat zij arbeidsongeschikt zijn. PME betaalt deze premie. Eind 2020 telde PME 7.850 deelnemers met premievrije deelname vanwege arbeidsongeschiktheid.
Als deelnemers werkloos worden of als zelfstandige gaan werken, kunnen zij ervoor kiezen hun pensioenopbouw voort te zetten. Zij betalen dan zelf de pensioenpremie. Voor werklozen met een WW-uitkering betaalt PME een deel van de pensioenpremie. Eind 2020 waren er in totaal 468 deelnemers die hun pensioenopbouw vrijwillig bij PME voortzetten.